CGB kritisch blijven volgen
De Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) biedt christenen voldoende bescherming, stelde de voorzitter van de Commissie Gelijke Behandeling, mr. A. G. Castermans, gisteren in deze krant. Dr. W. H. Velema
sluit niet uit dat de Commissie Gelijke Behandeling in de toekomst voor problemen gaat zorgen. Christenen moeten waakzaam blijven. Een standpunt om dankbaar voor te zijn, dat is mijn reactie op het interview met mr. A. G. Castermans, sinds dit jaar voorzitter van de commissie die zich bezighoudt met klachten op basis van de Algemene wet gelijke behandeling.
De nieuwe voorzitter stelt met tastbaar genoegen vast dat er voor christenen geen reden is om veroordeling te vrezen op grond van hun christelijke levensovertuiging: „De commissie treedt nooit in een levensbeschouwing.” Wel wordt -heel begrijpelijk- onderzocht of de beklaagde consequent zijn levensbeschouwing beleeft, of dat hij er zich in een willekeurig geval op beroept en niet altijd. In dit geval zal de commissie de aangeklaagde in het ongelijk stellen. Dat is begrijpelijk. De mensen die voor hun handelen zich op hun levensbeschouwing beroepen, moeten daarin consequent zijn. Dus geen beroep op hun levensbeschouwing om eigen voordeel te bevorderen. Daartegen is de wet terecht gericht.
De voorzitter spreekt in dit verband over een pacificatie. Wie consequent handelt naar zijn levensovertuiging, heeft van de commissie geen kwaad te vrezen. Want vreedzame samenwerking moet het uitgangspunt zijn.
Castermans zegt dan: „De oude zuilenmaatschappij was zo gek nog niet.” Ik ben gelukkig met en dankbaar voor dit standpunt van de voorzitter. Er zijn mij geen uitspraken bekend waarin dit standpunt niet tot zijn recht komt.
Vergist
Heb ik me dan vergist toen ik de invoering van die wet een zwarte bladzijde noemde in de geschiedenis? Graag wijs ik erop dat de politiek-culturele situatie van de samenleving in het begin van de negentiger jaren een andere was dan die van nu. Ik zou me een uitspraak van een hoge ambtenaar in deze positie -als was de zuilenmaatschappij zo gek nog niet- niet kunnen voorstellen. Toen waren er acties van allerlei aard tegen de zuilenmaatschappij.
Kennelijk is op dit punt het getij wat gekeerd. Moet ik zeggen: de hetze tegen de zuilenmaatschappij is net als een storm gaan liggen? Hoe ook de visie op het samenleven van mensen is, de voorzitter zegt duidelijk: Inperking van de vrijheid van godsdienst is niet aan de orde, zolang godsdienst een door de wet beschermd criterium is.
Dreigt er dan helemaal geen gevaar? Was alle commotie voor niets? Is alle vrees ongegrond geweest? In antwoord op de vraag of de commissie over een paar jaar over eenzelfde zaak een andere uitspraak doet, luidt dat antwoord van Castermans: „Dat mag je niet uitsluiten. Er zijn open normen in het geding en die moet je als commissie invullen.”
Mijn vraag: Waar komt de invulling van die open normen vandaan? Als godsdienstvrijheid onder vuur ligt, komt dat niet door de commissie, maar door politici.
Alert
Biedt deze uitspraak van mr. Castermans niet een opening voor de politiek om greep te krijgen op een bepaalde stellingname, uitspraak of beslissing als gevolg waarvan critici van een christelijke levenspraktijk, met beroep op de wet, tot veroordeling kunnen komen? Ik bespeur de tendens daartoe niet in de bijdrage van mr. Castermans. Niettemin zie ik hier wel een opening voor hen die bij kenterend getij christenen ter zijde zouden willen schuiven of zelfs veroordelen.
Laten we dankbaar zijn dat de commissie dat nu niet wil en niet doet. Laten we bidden dat de wet daarvoor ook niet gebruikt zal worden. „Dat mag je niet uitsluiten” uit de mond van de voorzitter is toch als een stoplicht op rood. Laten christenen alert en opmerkzaam zijn en de zaak niet erger voorstellen dan ze nu is. Wat ons wacht, weten we niet. Daarom: wees waakzaam!
De auteur is emeritus hoogleraar ethiek en was tien jaar geleden een van de voortrekkers in het protest tegen de Algemene wet gelijke behandeling. Vijf jaar geleden schreef hij in deze krant een evaluatie over de wet.