Algenoegzaamheid
Romeinen 8:33
„Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt.”
Door het geloof erkent de ziel dat Jezus een algenoegzame Zaligmaker is voor alle zondaren die zich oprecht tot Hem wenden. Hij zal geen ziel die tot Hem komt, afwijzen. Door dit geloof wordt Jezus dierbaar aan de ziel in al Zijn ambten en bedieningen, zodat zij ziet dat zij Jezus tot Profeet, tot Koning en tot Hogepriester nodig heeft. Met één woord: door dit geloof wordt Jezus verhoogd en de ziel vernederd, het hart gereinigd en de wereld overwonnen. De zondaar wordt daardoor een vreemdeling op aarde en een burger van de hemel, waarheen hij door het geloof reist.
De schapen van deze Herder zijn van de wereld onderscheiden door de aanvankelijke heiligmaking. Zij erkennen met Paulus dat zij nog geenszins volmaakt zijn, maar zij jagen ernaar of zij de volmaaktheid ook grijpen mochten. Niets zouden zij wensen dan dat Jezus Zijn wet mocht schrijven en Zijn volmaakt beeld slechts mocht drukken in hun gebrekkige ziel. Hun hele geestelijke toestand bestaat in het reikhalzend verlangen naar gelijkvormigheid aan hun Herder, Heere en Koning. En in het gedurig zuchten en treuren, dat zij nu nog zo weinig Gods beeld vertonen en tot de volmaaktheid niet kunnen komen, maar door het lichaam der zonde en des doods gekweld worden. Zo is dan deze kudde van de goede Herder door roeping, rechtvaardigmaking, geloof en heiligmaking afgezonderd van de grote wereld.
Wulfert Floor, oefenaar in Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)