Het ministerie van Defensie wilde aanvankelijk wel met Van den Nieuwenhuyzen in zee, om voor de landmacht een industriële partner te vinden. De MCW-onderhoudswerkplaats van de landmacht zou naar de zakenman gaan, maar die wilde geen inzage in zijn financiële positie geven.

Verder kreeg Van den Nieuwenhuyzen voor de ontwikkeling van het verkenningsvoertuig Fennek een voorschot van 26 miljoen euro, maar dat geld werd niet aan het landmachtvoertuig besteed. RDM Technology leverde verder overtollig defensiematerieel aan Chili, maar ook hier bleef betaling aan het ministerie uit.

Bij een tweede transactie met overtollig materieel betaalde Van den Nieuwenhuizen volgens NOVA wel een deel, maar een laatste termijn (van 1,6 miljoen euro) bleef achterwege.

Al met al besloten de ministeries van Defensie en Financiën niet verder zaken te willen doen met Van den Nieuwenhuyzen, die eerder de overheid ervan beschuldigde hem naar de afgrond te willen drijven.

RDM Technology vroeg in september faillissement aan, omdat er geen orders voor de Fennek zouden komen. Defensie gunde het contract aan het Duitse Krauss Maffei Wegmann.

RDM Technology was tot kort voor het faillissement eigendom van Van den Nieuwenhuyzen, maar het kwam in handen van het Havenbedrijf Rotterdam. Dat gebeurde omdat voormalig Havenbedrijf-directeur W. Scholten garanties van meer dan 100 miljoen euro aan de RDM-groep gegeven had. RDM Technology was een van de onderpanden om die garanties te dekken.