Binnenland

Oud-SGP-Kamerlid Van den Berg overleed aan corona. „Het was Gods tijd”

Drieënhalve week leefde Janneke van den Berg-Witvliet (72) uit Nunspeet tussen hoop en vrees. Uiteindelijk overleed haar man, oud-SGP-Kamerlid Koos van den Berg, op 77-jarige leeftijd aan de gevolgen van corona. „Het was Gods tijd.”

Anne Vader
31 December 2020 19:09
Van den Berg. beeld RD, Henk Visscher
Van den Berg. beeld RD, Henk Visscher

Toen begin dit jaar in de Chinese stad Wuhan een mysterieuze longziekte opdook, werkte haar man nog in alle rust aan zijn promotieonderzoek over de Dordtse Kerkorde. „Hij stond volop in het leven en in de maatschappij”, vertelt Van den Berg. Hij was betrokken op wat er gebeurde in de wereld, in de kerk en op zijn medemens. „Mijn man was altijd op de ander gericht. Aimabel. Kwam niet met z’n eigen verhaal. Onthield details die anderen hem toevertrouwden, en kwam daar dan in een volgend gesprek op terug.”

Gezond was hij ook, nooit moe eigenlijk. „Zingen deed hij zo graag, vooral tijdens de kerkdienst. Een hele regel van Psalm 89 –de psalm met de meeste lettergrepen per zin– zong hij op één adem. En dat uit volle borst en in een gedragen tempo.” Voor zijn vrouw het bewijs dat hij sterke longen had.

In de week na biddag wordt het echtpaar ziek. Ze kampen met griepklachten – pijn, een beetje koorts, moeheid. Even vragen ze zich af: zou het corona zijn? Maar nee, vast een griepvirus. De maandag erop lijkt alles weer vooruit te gaan. „We hebben nog zitten bakkeleien wie er naar Albert Heijn zou gaan. Hij won. „Jij bent meer moe dan ik”, zei hij. Dat klopte volgens mij niet, maar ik heb het laten gaan. Hoofd van het gezin, hè”, glimlacht ze.

Huisarts

In die nacht krijgt haar man koude rillingen en een snelle adem. Dinsdagmorgen blijkt hij 39 graden koorts te hebben. Van den Berg belt de huisarts. „Heeft uw man pijn op z’n longen?” wil die weten. „Nee.” „Druk op de borst? „Ook niet.” Dan is het een gewoon virus, krijgt ze te horen. De volgende dag belt ze de dokter opnieuw. „Ik vind het eng. Hij heeft nog hogere koorts en ademt zo snel. Het lijkt wel longontsteking.” Op dezelfde vragen antwoordt ze opnieuw ontkennend. De huisarts kijkt mee via een videochat, maar omdat haar man er goed uitziet, vermoedt de arts nog steeds geen corona. Over de ziekte is dan nog weinig bekend. „Een gewoon virus”, is de boodschap weer.

De derde dag heeft haar man bijna 40 graden koorts. „Hij reageerde zo raar en traag ’s morgens. Ik dacht: dit is echt niet goed.” Het telefoongesprek herhaalt zich met dezelfde vragen, dezelfde antwoorden en dezelfde conclusie. Vrijdag meldt de huisarts zich zelf. „Ik wil uw man toch graag onderzoeken.”

Een gevaarlijk lage saturatie –zuurstofgehalte in het bloed– komt aan het licht. Een ambulance brengt hem meteen naar het ziekenhuis. Van den Berg rijdt er met de auto achteraan. Op de spoedeisende hulp meldt de intensivist dat de toestand „heel, heel ernstig” is. Hij vraagt haar man of hij aan de beademing wil. „Dan wordt u in slaap gehouden en weet u een paar weken helemaal niets.” „U bent de specialist”, antwoordt hij. „Als u denkt dat het nut heeft, wil ik dat wel.”

Zijn vrouw informeert of de arts wel mogelijkheden voor herstel ziet. „Jazeker”, antwoordt die. „Anders zou ik hem niet op de ic leggen.” Hij heeft daar nog maar één plekje en gaat daarom overleggen.

Intussen nemen de twee afscheid. Even schiet het door mevrouw Van den Berg heen: dit is misschien wel het laatste wat we samen hebben. Ze spreekt haar vrees hardop uit. „Dat geloof ik niet”, reageert haar man. „Laten we het maar in de handen van de Heere leggen.” Hij herinnert zijn vrouw aan het slot van een preek van ds. W. A. Zondag, die ze ruim een week daarvoor beluisterden: „Al zou je ook moeten sterven, niets kan ons scheiden van de liefde van Christus.”

Het zijn de laatste woorden die ze wisselen.

Videobellen

Er volgen drieënhalve week waarin de familie leeft tussen hoop en vrees. Bezoek is niet mogelijk en dat valt hun zwaar. Twee keer heeft Van den Berg via een videoverbinding contact met het ziekenhuis in Harderwijk. Een zuster laat zien waar haar man ligt. Ze vraagt Van den Berg tegen haar man te spreken, maar die reageert daar niet op – te diep in slaap door de beademing. „Heel moeilijk.”

Toch zijn er ook hoopvolle tekenen als haar man na tien dagen wordt overgebracht naar het UMC in Utrecht. Op den duur kan hij weer bijna zelfstandig ademen. Praten lukt niet door de beademingstube, maar zijn vrouw hoort later van een zuster dat hij op gesloten vragen ja of nee kon schudden.

16620630.JPG
Janneke van den Berg verloor op 21 april haar man aan de gevolgen van het coronavirus. Het voormalig Tweede Kamerlid voor de SGP lag drieënhalve week op de intensive care. beeld RD, Henk Visscher

Maar dan gaat het mis. De ziekenhuisbacterie MRSA slaat toe. „We maken een scan om te kijken wat we nog voor uw man kunnen betekenen”, laat een arts weten op dinsdag 21 april, een week na de infectie. Het maakt haar bang. „Ik was onrustig en ben een rondje gaan lopen. Mijn telefoon nam ik mee, iets wat ik anders nooit deed.” Om halfvijf belt het ziekenhuis. Door de bacterie is er een grote infectie op de hartklep ontstaan en een kleine in de hersenen, hoort ze. Een operatie is geen optie meer. „We hebben unaniem besloten de behandeling te staken. U moet zo snel mogelijk afscheid komen nemen.”

Hoe ze is thuisgekomen, weet ze niet meer. Om zeven uur zit ze met haar vier kinderen rond het ziekenhuisbed. Allemaal van top tot teen ingepakt. „We konden tegen hem praten en mochten hem aanraken, met handschoenen aan.” Op een gegeven moment worden alle lijnen afgekoppeld, behalve de beademing. Ruim een uur zit de familie dan nog bij hem. „Een van de kinderen deed nog een gebed, maar hij heeft er niets meer van meegekregen. Alle metertjes waren in rust. Zo is hij vanuit zijn slaap de eeuwige heerlijkheid ingegaan.”

Ouderling

Nadat haar man in Harderwijk aan de beademing is gelegd, heeft Van den Berg hem niet meer gesproken. Haar kinderen zagen hem eind februari voor het laatst, op de verjaardag van een paar kleinkinderen. „Dat hebben ze heel moeilijk gevonden: geen laatste gesprek, geen afscheid.”

Toch is er een andere kant, vertelt ze. „Vanaf het begin hebben we ervaren dat dit de weg van de Heere was. Daar heb ik ook al die tijd rust over gekregen.”

Ze denkt terug aan januari 2019, toen haar man afscheid nam als ouderling van de gereformeerde gemeente in Nunspeet. „Hij had er een tijd mee gelopen: moet ik me voor een nieuwe periode beschikbaar stellen? Hij wist het niet, was er erg mee bezig, ook in het gebed.” Een preek over zondag 52 van de catechismus, over het woordje amen, gaf duidelijkheid. De predikant haalde Openbaring 16:17 aan, waar een engel zegt: „Het is geschied.” Precies de tekst waarmee hij 42 jaar geleden voor het eerst in het ambt werd bevestigd. „Dat sloeg bij mijn man naar binnen. Hij wist op dat moment heel zeker dat zijn ambtsperiode ten einde was. Toen hij ziek werd, dacht ik: zou die tekst ook op zijn leven slaan?”

Tijdens de rouwdienst preekt ds. A. Schot opnieuw over de woorden ”Het is geschied”, nu uit Openbaring 21:6. „Gelukkig ging het niet over wat mijn man allemaal had gedaan en geleerd.” Waar zijn begrafenis normaal gesproken honderden mensen had getrokken, kwam de familie nu met dertig man bijeen. „We vonden het niet erg. Geen grote verhalen, geen massa’s mensen. We hebben hem in intieme kring, als gezin, mogen begraven. Een volle kerk had mijn man niet geambieerd. Het ging niet om hem. Maar om Gods koninkrijk.”

Klankbord

Van den Berg blijft alleen achter in een tijd dat de mogelijkheden voor bezoek beperkt zijn. „Het moeilijkste is dat ik mijn klankbord kwijt ben.” Vooral als ze alleen naar de kerk gaat, mist ze haar man. „Ik kan hem niet meer horen zingen, daar genoot ik zo van. We hebben na zijn afscheid van de kerkenraad slechts zo’n veertien maanden naast elkaar in de kerk kunnen zitten. Samen napraten over de kerkdienst kan ook niet meer. Hij wist zo veel meer dan ik, vooral over geestelijke zaken.”

De zorg om haar schoondochter van 39 jaar die terminaal ziek is, kan Van den Berg nu niet meer met haar man delen. Het maakt de situatie nog zwaarder. „Straks blijft mijn zoon met drie jongens achter. Juist dan had hij als vader en opa tot grote steun kunnen zijn.”

Desondanks ervaart ze dat de Heere haar kracht en moed geeft om verder te gaan. „Ik zie dat verschrikkelijke virus niet als de oorzaak van zijn overlijden. Het was een middel in Gods hand om hem tot Zich te nemen.” In deze weg ziet ze ook Gods zorg. „Mijn man heeft de dood niet in de ogen gezien. Geen moment is hij angstig, benauwd of onrustig geweest.”

Aantekeningen

Het was de bedoeling dat haar man vlak voor de jaarwisseling zou promoveren. Hij moest nog één hoofdstuk schrijven. Samen met zijn promotor, prof. H. J. Selderhuis, zocht haar oudste zoon naar aantekeningen daarvan. Maar er was niets te vinden.

„Zou pa alles voor niets hebben geschreven?” vroeg ze haar zoon. Dat bleek niet het geval: driekwart van zijn werk was al gebruikt. Zo schreef hij mee aan een handboek over kerkrecht en droeg hij bij aan de herziening van de Dordtse Kerkorde in opdracht van de synode van de Gereformeerde Gemeenten.

Troost

Van den Berg weet: er is veel gebeden voor het herstel van haar man. „Je denkt algauw dat de Heere dat misschien wel gaat verhoren. Maar dan kijk je toch te laag. Gods weg was anders. Het gaat zoals Hij het wil. Achteraf heb ik gezien: het was Zijn tijd. God had meer recht op hem dan ik.”

Na zijn overlijden bidt ze niet opstandig te hoeven worden. „Dat is niet gebeurd. Ook dat zie ik als Gods leiding. Hij heeft mij getroost door Zijn Woord. Tegelijk is mijn man geen moment uit mijn gedachten. Ik mis hem ieder moment.” De wetenschap dat haar man bij de Heere is, biedt troost. „Hij hoeft nergens meer over in te zitten, hoe het hier zal gaan met de kinderen en de kleinkinderen of met de kerk. Het is allemaal van hem afgenomen. Hij is nu eeuwig gelukkig. Dat gun ik hem zo van harte en dat geeft mij ook kracht om door te gaan. Zonder mijn man, maar met de Heere.”

Toen hij eens voor een zware operatie stond, vroeg ze hem: „Heb je nu verlangen om ontbonden en met Christus te zijn?” „Mijn diepste wens is om dienstbaar te zijn in Gods Koninkrijk”, antwoordde hij. „En daarachter een verlangen naar Christus’ wederkomst, omdat dan Zijn rijk volmaakt zal zijn.” Zij: „Die diepste wens heeft hij nu verkregen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer