Honderd jaar Gezelschap Christelijke Historici: Geschiedenis duiden vanuit een gelovig perspectief
Vakkundig geschiedwetenschap beoefenen, maar met duiding. Dat is niet gemakkelijk, maar wel onopgeefbaar, vinden dr. Roelof Bisschop en prof. dr. Gerrit Schutte. „Zeker in deze tijd waarin steeds meer historici geen kennis van kerk en religie hebben.”
Beiden zijn woordvoerders van het ”Gezelschap van christelijke historici in Nederland”, dat dit jaar honderd jaar bestaat.
Volgens Rolf van der Woude leverde het Gezelschap vaak degelijk handwerk, christelijke geschiedschrijving, maar aan metahistorie of geschiedtheorie waagde het zich niet, zo zet hij uiteen in de jubileumbundel ”Geloof en geschiedenis”. De geschiedwetenschap is inmiddels geseculariseerd en een zelfstandige wetenschap geworden. Maar zij is wel een geesteswetenschap gebleven waar de eigen voorkeuren en vooroordelen een rol spelen. „Ergens zullen we een houvast moeten zoeken”, aldus Van der Woude.
Afstand
Sinds de jaren vijftig klonken vragen over de traditionele en antithetische opstelling en vanzelfsprekende christelijk-nationale identiteit, zo stelt prof. Schutte, emeritus hoogleraar geschiedenis van het Nederlands protestantisme aan de VU, in de jubileumbundel. Hij verzorgt de eindredactie van de ”serta historica”. De na 1981 verschenen Serta-delen waren alle „kritische historiografische studies” over gebeurtenissen waarin kerk en geloof een duidelijk rol hadden.
„De opzet is nu meer thematisch gericht, wat meer samenhang aan de geschiedbeoefening geeft”, zegt hij desgevraagd. „We verzetten ons nog steeds tegen een eenzijdig liberaal en modern geschiedenisbeeld dat geen raad weet met kerk en religie. In die zin is het werk van het Gezelschap alleen maar belangrijker geworden, omdat men steeds minder weet hoe deze laatste functioneren.”
Platform
Het Gezelschap telt ongeveer 90 leden. Het functioneert als een platform waar de leden twee keer per jaar elkaar ontmoeten, zo zegt dr. Bisschop, voorzitter van het Gezelschap. „De leden houden voordrachten over het onderwerp waar zij zich mee bezig houden of afgerond hebben.”
Het duiden van de geschiedenis is gebleven, zegt Bisschop, „al zijn we terughoudender om Gods hand in de geschiedenis aan te wijzen.” „We geloven dat God de geschiedenis leidt, maar we kunnen niet in Zijn raadsplan kijken. De christelijke benadering bestaat vooral hierin, om de woorden van Van Deursen te gebruiken: recht doen aan de doden en integer met het verleden omgaan. Daarbij moet je je bewust zijn van je eigen vooronderstellingen. Pretendeer vooral niet neutraal te zijn. De keuze van onderwerpen en het vergaderen van kennis en feiten hebben alles te maken met je levensbeschouwelijke overtuigingen, waarvan we ons ook als christen bewust moeten zijn.”
Het Gezelschap is een select gezelschap: alleen gepromoveerden worden toegelaten. Twee keer per jaar zijn er bijeenkomsten in Utrecht, die door zo’n 25 leden bezocht worden en niet publiek zijn voor de pers. Het Gezelschap timmert dus niet aan de weg en denkt ook na honderd jaar gewoon door te gaan op de oude voet. Dit in onderscheid met het Kerkhistorisch Gezelschap, dat in 1946 werd opgericht maar nu opgegaan is in de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK).
Bisschop: „Met deze oude formule gaan we verder. We denken iets toe te voegen aan het historische landschap. De vergaderingen hebben ook een belangrijk ontmoetingskarakter. We delen elkaars resultaten en genieten van de onderlinge gesprekken. Het aantal nieuwe doctores kan natuurlijk meer zijn, maar dat is geen reden tot zorg. Als nieuwe gepromoveerden uitgenodigd worden, dan reageren ze meestal positief. En als je een of twee keer op een vergadering bent geweest, ben je zo door de collegiale sfeer gegrepen dat je blijft komen.”