„Noodhulp krijgt te veel aandacht”
Hulporganisaties richten hun aandacht na rampen zoals aardbevingen te veel op het geven van noodhulp. Ze zouden beter structureel kunnen investeren in lokale hulporganisaties en gemeenschappen. Dat is de conclusie van het Wereld Rampen Rapport 2004, dat het Internationale Rode Kruis donderdag uitbracht.
Volgens het Rode Kruis onderschatten internationale hulporganisaties bij rampen vaak lokale initiatieven. Ze gaan eraan voorbij dat plaatselijke organisaties vaak veel efficiënter hulp kunnen verlenen dan de buitenlandse partners.
„Directe hulpverlening door lokale gemeenschapen maakt beter gebruik van jarenlange kennis en tradities”, stelt het rapport. „Het is vaak effectiever dan hulpverlening die nationaal of internationaal georganiseerd wordt. Investeren in de eigen capaciteit van mensen om zich te beschermen en elkaar te helpen is daarmee een goede investering. Hulporganisaties moeten beter in kaart brengen wat lokale gemeenschappen zelf kunnen doen om rampen het hoofd te bieden.”
Als voorbeeld verwijst het rapport naar de aardbeving in het Iraanse Bam die in 2003 aan 30.000 mensen het leven kostte. Internationale organisaties vlogen teams met reddingshonden in, maar de meeste mensen werden door lokale hulpverleners gered. „Internationale teams redden 22 mensen, lokale vrijwilligers van de Rode Halve Maan, de zusterorganisatie van het Rode Kruis, redden 157 personen. Honderden anderen werden gered door buren en vrijwilligers van andere organisaties. Lokale teams met reddingshonden kunnen niet alleen sneller worden ingezet, hun inzet en training is ook vele malen goedkoper dan het invliegen van dergelijke teams uit andere landen.”
Het Nederlandse Rode Kruis stelt dat het al veel aandacht aan de structurele hulp aan buitenlandse organisaties besteedt, zodat die zich op rampen kunnen voorbereiden. Volgens een woordvoerster van de Nederlandse tak is het echter moeilijk de boodschap van het rapport aan het publiek over te brengen. „Het is voor ons moeilijk fondsen te werven voor zusterorganisaties terwijl er nog helemaal geen ramp is gebeurd. Veel mensen trekken hun portemonnee pas als ze op televisie beelden zien van een ramp of van vliegtuigen vol met hulpmiddelen die naar een getroffen gebied gaan. Mensen kennen ons vooral van de noodhulp die we verstrekken, maar we hebben ook een ontwikkelingspoot ter ondersteuning van buitenlandse organisaties.”