Spaans antisemitisme zonder Joden
De ”vervalsers van God” werden ze genoemd. Vier Spaanse pastoors blijken een bijzondere rol te hebben gespeeld bij de redding van Spaanse Joden in bezet Parijs. Historicus Santiago Lopez Rodriguez stuitte er bijna bij toeval op. Een gesprek over zijn bevindingen en over de altijd moeizame relatie tussen Spanje en de Joden.
Levy heette opeens Luis, Moises werd Mauricio en Jacobo ging verder door het leven als Jaime. Ze kregen niet alleen een nieuwe, verspaanste voornaam. Ze kregen er een doopcertificaat bij, zodat ze voortaan officieel als rooms-katholiek te boek zouden staan. Vele tientallen Joden van Spaanse afkomst, in veel gevallen Sefardische Joden uit Thessaloniki of Istanbul, werden op deze manier tijdens de nazibezetting in Parijs gered van deportatie naar de vernietigingskampen.
Het bleek het werk te zijn van vier tot voor kort volslagen onbekende pastoors. Gilberto Valtierra, Joaquin Aller, Emilio Martin en Ignacio Turrillas, verbonden aan de kleine Spaanse missie van claretijnen in Parijs, vervalsten tussen 1940 en 1944 zeker 155 doopcertificaten en huwelijksaktes van Spaanse en Sefardische Joden. Deze laatste groep bestaat uit Joden van wie de voorouders tot aan hun verdrijving door de Spaanse kroon in 1492 in Spanje of Portugal woonden. Met hun nieuwe identiteit konden zij via Spanje ontsnappen aan de nazivervolging.
Zelf hebben de pastoors –ze zijn inmiddels overleden– nooit gerept over hun gesjoemel voor het goede doel. Bijna tachtig jaar na dato kwam hun verhaal bij toeval aan het licht. In 2018 deed de jonge Spaanse historicus Santiago Lopez Rodriguez in Parijs onderzoek voor zijn proefschrift over de rol van de Spaanse diplomatie in het door de nazi’s bezette Frankrijk. Zo stuitte hij op de ”vervalsers van God”, zoals het kwartet claretijnen in de Spaanse krant El Pais genoemd werd. In januari hoopt Lopez Rodriguez (28) te promoveren aan de universiteit van Extremadura in Caceres.
Hoe kwam u achter het bestaan van ”de vervalsers van God”?
„In 2018 deed ik in Parijs onderzoek naar de opstelling van het Spaanse consulaat-generaal in Frankrijk tegenover de Jodenvervolging. Daar sprak ik de zoon van een gedeporteerde uit het kamp Royallieu-Compiègne. Hij vertelde me dat zijn ouders vervalste doopcertificaten hadden gekregen van de Spaanse claretijnen in Parijs, zodat ze naar Spanje konden vluchten. Ik bezocht de claretijnse gemeenschap en zag in hun archieven dat deze pastoors inderdaad mensen hadden gered, of ten minste bescherming en hulp hadden geboden. Het ging om 155 vervalste doop- en huwelijkscertificaten van mensen met Joodse achternamen, gedateerd tussen 1940 en 1944. Dat waren niet alleen Joden met de Spaanse nationaliteit. Het waren vooral Sefardische Joden uit het voormalige Ottomaanse rijk. Zij waren in de jaren twintig en dertig naar Frankrijk gevlucht omdat de discriminatie op de Balkan en in Turkije steeds ondraaglijker was geworden.”
Welk risico liepen de claretijnse missionarissen? Zetten ze hun leven op het spel, zoals El Pais schrijft?
„Hun leven stond niet zozeer op het spel. Maar hun post wel. Als pastoors, en bovendien leden van een Spaanse orde, genoten ze een zekere bescherming tegenover de Franse collaborateurs en de Duitsers. Ze zouden Parijs uitgezet kunnen worden, en overgeplaatst kunnen worden naar een minder aantrekkelijke bestemming ver weg. Mogelijk hadden ze zware berispingen gekregen van hun superieuren in Spanje. En het lijdt ook geen twijfel dat ontdekking van de vervalsingen een mokerslag zou zijn geweest voor de Spaanse diplomatie. Want de vervalsers werkten samen met het Spaanse consulaat-generaal in Parijs. Onder consul Rolland speelde die een sleutelrol in de redding van de Joden. Hun leven riskeerden de pastoors dus niet, maar gevaarlijk was het wel.”
Waarom was de rol van consul Bernardo Rolland zo belangrijk ?
„Als hij er niet was geweest, denk ik dat we veel meer slachtoffers onder Spaanse en door Spanje beschermde Joden in Frankrijk zouden moeten betreuren. Van meet af aan toonde hij zich tegenstander van de antisemitische wetten en vocht hij de discriminatie van Joden aan.
Hij baseerde zich op een Spaans-Frans verdrag uit 1862 dat bepaalde dat er geen rassenonderscheid gemaakt mocht worden tussen burgers van beide landen. Hij gaf Spaanse Joden in Parijs een certificaat waarin hun Spaanse nationaliteit werd erkend om discriminatie en vervolging te voorkomen. Zo slaagde Rolland erin om de arrestatie van Spaanse Joden te vermijden, of op zijn minst te vertragen.”
Het regime van dictator Franco, die in 1939 de Spaanse Burgeroorlog had gewonnen, had niet bepaald veel sympathie voor de Joden. Hoe is het mogelijk dat een consul onder Franco zijn best deed om Joden te redden?
„Je moet bedenken dat de meeste diplomaten op eigen houtje handelden. Ze pasten de normen toe op de manier die hun goeddunkte. In het algemeen was Spanje niet scheutig met de bescherming van de Joden, ook al hadden zij de Spaanse nationaliteit. Slechts een kleine minderheid van de Spaanse diplomaten was –om humanitaire of persoonlijke redenen– geneigd om Joden te helpen. Anderen waren zelfs nog strenger voor Joden dan de wettelijke normen voorschreven. Hun opzet was om zo weinig mogelijk Joden te repatriëren. Het was dan ook niet toevallig dat consul-generaal Rolland in 1943 werd overgeplaatst door het regime in Madrid. Dat gebeurde na klachten van de Duitsers aan de Spaanse ambassadeur vanwege zijn verzet tegen de antisemitische maatregelen.
Het is dus niet waar dat het Francoregime zich heeft ingezet om Joden te beschermen tegen de nazivervolging. Dat is een mythe die tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog werd verspreid. Vanaf het moment dat nazi-Duitsland de oorlog begon te verliezen, werd het zaak om in de gunst van de geallieerden te komen en de indruk te wekken dat Spanje afstand nam van de asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan, LR). Om redenen van propaganda begon Spanje de normen te versoepelen voor het doorlaten van Joodse vluchtelingen.”
Wat zijn de conclusies van uw proefschrift over de opstelling van de Spaanse diplomatie tegenover de Joden tijdens de oorlog?
„De Spaanse opstelling was tweeslachtig, en slechter dan die van andere neutrale landen. Ik denk dat Spanje op een manier handelde die sterk deed denken aan de tijd van Isabel van Castilië en Fernando van Aragon (onder hen werden in 1492 de Joden uit Spanje verdreven, LR). Joden die voor de nazi’s waren gevlucht, mochten niet in Spanje blijven. Zelfs Joden met de Spaanse nationaliteit niet. Dat is een belangrijk verschil met andere neutrale landen, zoals Portugal, Zwitserland of Turkije. In Spanje werden ze alleen toegelaten op doorreis. Zodra ze hun reisdocumenten naar Noord-Afrika, Palestina, de Verenigde Staten of Zuid-Amerika hadden geregeld, moesten ze het land weer uit.”
Kun je zeggen dat het antisemitisme een van de pijlers was van de dictatuur van Franco?
„Jawel, alleen was dat geen antisemitisme in raciale zin. In Spanje hebben de pseudowetenschappelijke raciale theorieën zoals die van de nazi’s nooit veel gewicht gehad. Het was meer een anti-judaïsme vanuit een christelijk standpunt, vermengd met de gangbare vooroordelen: Joden zijn een gierig volk, ze hebben God vermoord. Dit soort clichés waren wijdverbreid, ook onder Spaanse ministers en diplomaten.”
Hoe leeft het antisemitisme voort in het Spanje van vandaag?
„Ik heb behoorlijk wat onderzoek gedaan naar het hedendaagse antisemitisme in de westerse wereld, en Spanje is een curieus geval. Hier bestaat een antisemitisme zonder Joden. De Joodse gemeenschap in Spanje bestaat uit minder dan 50.000 mensen op een bevolking van 47 miljoen, 0,1 procent van de bevolking. Veel Spanjaarden ontmoeten niet één Jood in hun hele leven. En toch blijkt uit internationale onderzoeken dat het antisemitisme hier springlevend is. In allerlei artikelen in de pers kom je steeds weer die wereldwijde Joodse samenzwering tegen. Het zijn meningen die zonder enige schroom worden geventileerd. In Spanje heerst geen taboe op het uiten van antisemitische overtuigingen.
Ik zal je een voorbeeld geven van het alledaagse antisemitisme. Als onderzoeker van de Holocaust stellen ze me altijd weer dezelfde vraag: Bent u Jood? Of het nu journalisten zijn, collega’s op wetenschappelijke congressen of studenten, steeds weer die vraag. Het weerspiegelt een vooroordeel: mensen snappen niet dat een niet-Jood interesse kan hebben om zaken als de Holocaust te onderzoeken. Dat zijn immers ”onbeduidende thema’s”.”
Onlangs hebben Nederlandse kerken hun excuses aangeboden aan het Joodse volk voor hun nalatigheid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Is de Spaanse kerk ook met die vraag bezig?
„Nee, want hier leeft het gevoel dat de Holocaust iets is wat zich aan de andere kant van de grens afspeelde. Spanje had er niets mee te maken, want het was neutraal. Dat idee is natuurlijk onjuist. Spanje had er wel degelijk, en heel veel, mee te maken. Dit was een belangrijk transitland. Hier passeerden tienduizenden gevluchte Joden, en dus hingen veel levens af van de vraag of de wetten hier strenger of soepeler waren.”
Denkt u dat het goed zou zijn als de kerk zich zou bezinnen op haar houding tegenover de Jodenvervolging?
„Dat is een goede vraag. In Spanje is eigenlijk nooit een debat geweest over de vraag waarom vluchtelingen niet op grote schaal werden opgenomen. Volgens mij zou het zinvol zijn om daarover na te denken. Want ik denk dat de Spaanse kerk en de staat veel meer hadden kunnen doen.
Aan de andere kant is er een groot verschil met de landen die door de Duitsers bezet waren. Een land als Nederland zag de genocide zich voor de deur voltrekken, en in Spanje zagen ze alleen maar emigranten komen.”