Binet klutst de geschiedenis onbekommerd door elkaar
In ”Beschavingen” zet Laurent Binet de wereldgeschiedenis op z’n kop: de Vikingen ontdekken Amerika, Columbus sterft op Cuba, de Inca’s veroveren Europa en op de deuren van de slotkapel van Wittenberg worden de 95 stellingen van de Zon vastgespijkerd.
De Franse auteur wilde niet zomaar wat historische feiten met een scheut fictie mengen, maar een alternatieve wereldgeschiedenis schrijven. Het boek schaart zich daarmee in een rij van what-if-literatuur, literatuur die zich bezighoudt met de vraag: hoe zou de wereld er uit hebben gezien als de geschiedenis net een andere loop had gehad? Als niet Spanje Zuid-Amerika had veroverd, maar andersom? Als Amerika niet gechristianiseerd was geworden maar in Europa de godsdienst van de Zon zou zijn ingevoerd? Dan gebeuren er dingen die wij als heel merkwaardig bestempelen: Inca-koning Atawalpa trouwt met de echtgenote van Karel V, Luther wordt door boze boeren vermoord en op 6 juni (!) 1544 landen Mexicanen op de kust van Normandië.
Nu kun je natuurlijk kort door de bocht stellen: wat een onzin allemaal. Maar, met het schrijven van een alternatieve geschiedenis, drukt Binet je juist ook op de bizarre feiten van de echte geschiedenis.
Game
Zijn wat-alsroman is geïnspireerd op een populaire game met dezelfde naam: ”Civilizations”. In deze game maakt de speler een eigen wereld die hij ontwikkelt vanaf een stenen tijdperk naar een moderne informatiemaatschappij. De speler breidt zijn rijk uit en bouwt een beschaving op.
Op een soortgelijke manier is Binet aan het spelen en puzzelen geslagen met historische feiten en bouwt hij zijn beschaving op. Dat vereiste een hoop studie en denkwerk, want binnen de kaften van het boek moest alles wel kloppen.
”Beschavingen” opent met de saga van de ruwe Vikingvrouw Freydis Eriksdóttir. Haar vader Erik heeft vanuit IJsland koers gezet naar het westen. Het land dat hij daar ontdekt, noemt hij ”Groenland”, want „de mensen zouden er graag heen willen als het land een mooie naam had.”
Freydis erft de reislust van haar vader en heeft een obsessie om steeds verder naar het zuiden te trekken. Van tijd tot tijd gaat de bemanning aan land en ontmoet ze de oorspronkelijke bewoners van Amerika, de Skraelingen. Wat gebeurt er: als ze een poosje samenwonen, worden de Skraelingen ziek, wat Freydis dan weer doet besluiten om verder te trekken.
In Binets versie sterven ze niet massaal aan Europese ziekten (zoals in werkelijkheid gebeurde), maar lijkt het principe van groepsimmuniteit te werken. Verspreiding van virussen, een actueel gegeven. Het is nuttig om op je in te laten werken dat volgens schattingen zo’n 90 procent van de oorspronkelijke bewoners van Amerika stierf aan virussen afkomstig van het westelijk halfrond. Deze massale sterfte hielp ontwikkelde beschavingen als het Incarijk in Zuid-Amerika in snel tempo om zeep.
De expeditie van Freydis introduceert behalve ziekten ook ijzer en paarden in het nieuw ontdekte werelddeel en zo zijn de Skraelingen goed voorbereid op de komst van Columbus.
Vroom katholiek
De dagboeken van Columbus vormen het tweede, en naar mijn smaak best leesbare deel van het boek. De ontdekkingsreiziger is een vroom katholiek. „Ik hoop dat de Allerhoogste, die alle overwinningen in Zijn hand heeft, ons zeer binnenkort land te zien geeft”, dat soort zinnen lees je regelmatig. Minder fraai is dat hij vooral gedreven wordt door een begeerte naar goud en edelstenen – ook hier legt Binet de vinger bij de zere plek van de ‘echte’ geschiedenis.
De Taíno-bevolking neemt Columbus gevangen; het enige lichtpuntje in zijn eenzame bestaan is de kleine prinses Higuenamota die hij Spaans leert. Deze prinses keert als volwassen vrouw (en tolk) terug in het derde deel, de ”kronieken van Atawalpa”. Ze vergezelt Incakeizer Atawalpa op zijn reis naar het oosten, naar dat mysterieuze land waar de bleekhuiden uit haar jeugd vandaan kwamen.
Nu moet Binet aannemelijk zien te maken hoe een bemanning van nog geen tweehonderd man Europa gaat veroveren. Je moet goed op de hoogte zijn van de echte geschiedenis om te kunnen waarderen wat Binet doet. Ook Francisco Pizarro lukte het namelijk om in de 16e eeuw met een klein legertje de Incaovermacht uit te schakelen.
De Inca’s gaan in Lissabon aan land en we zien daarna het zestiende-eeuwse Europa door hun ogen. Ze verbazen zich over de religie van de „vastgespijkerde god”, de godsdienstoorlogen („Ze streden om de oude godsdienst te vervangen door een nieuwe, verjongde versie (al leek die om de waarheid te zeggen erg op de oude, want ze erkenden dezelfde goden) en rituelen (de voorvechters van de oude godsdienst geloofden dat ze werkelijk het bloed en het lichaam van hun god dronken en aten).”
Iedereen wordt er bij gehaald: Karel V, Luther, Melanchton, De Coligny. Een respectvolle benadering van deze historische figuren is regelmatig ver te zoeken en met het christelijke geloof wordt onbekommerd gespot. Bovendien vormt de aaneenschakeling van personages en strijdtonelen enigszins vermoeiende, ingewikkelde lectuur.
Een kort vierde deel over Cervantes (auteur van Don Quichot), hangt er een beetje verloren bij.
Inca strijdliederen, brieven van More aan Erasmus en van Erasmus aan koning Hendrik VIII, de twaalf artikelen van de boerenstand en de 95 stellingen van de Zonnegod: alles wordt in Binets pan door elkaar geklutst.
De auteur laat je weliswaar op een originele manier nadenken over de loop van de ‘echte’ geschiedenis, maar het eindresultaat kon mij niet bekoren. Hopelijk is Binets volgende roman weer stevige historische kost, net als zijn debuut ”HhhH”. Dat smaakte naar meer.
Beschavingen, Laurent Binet (vert. Liesbeth van Nes); uitg. Meulenhoff; 368 blz.; € 24,99