Christelijk karakter van ”Uitgelezen” na dertig jaar vervaagd
Titel:
”Uitgelezen 20. Reacties op boeken”
Auteur: Gerard Oevering e.a. (red.)
Uitgeverij: Biblion, Leidschendam, 2004
ISBN 90 5483 4803
Pagina’s: 170
Prijs: € 17,95. Het twintigste deel van de reeks ”Uitgelezen” is uit. In dertig jaar twintig delen, met in elk deel zo’n tien tot vijftien schrijversportretten: dat is geen geringe prestatie. Scholieren in het voortgezet onderwijs en deelnemers aan literaire leeskringen maakten en maken er veel gebruik van. Bibliotheekmedewerkers kunnen dat voluit bevestigen. Zo bezien voorziet de reeks al tientallen jaren in een behoefte.
Op de omslag en de titelpagina staat steeds vermeld: ”Reacties op boeken” (met c of met k!). Wat titel en ondertitel betreft is er in dertig jaar dus weinig veranderd. Geldt dit ook voor de inhoud? Zijn de uitgangspunten van de reacties dezelfde gebleven?
Gerard Oevering, van het beginjaar tot 2003 redacteur van de reeks, geeft in een ”Ter uitleiding” een nuttige uiteenzetting van de belangrijkste ontwikkelingen gedurende de afgelopen dertig jaar: verschuivingen in visie binnen de redactie, gekoppeld aan opzet en doelstelling.
”Uitgelezen” kwam voort uit het Christelijk Lektuur Centrum (CLC), onderdeel van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC) dat in 1972 ontstaan was uit een fusie van landelijke bibliotheekorganisaties. De initiatiefnemers van ”Uitgelezen” -de eerste redactie had drs. K. de Jong Ozn. als voorzitter en C. Hemmes als secretaris- wilden een bundel uitgeven met een „signalerende” en informatieve functie voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en leesclubs. De redactie was van mening dat literatuur niet waardevrij is. Aan scribenten werd dan ook nadrukkelijk gevraagd hun bijdrage te voorzien van „een waardeoordeel in christelijk perspectief.”
Hieruit mogen we afleiden dat de redactie wel mikte op het voortgezet onderwijs in de breedte, maar vooral de chrístelijke tak op het oog had. Bij dit eerste deel bleek dit inhoudelijk niet alleen uit de levensbeschouwelijke insteek, maar ook uit de keuze van de behandelde auteurs, van wie eenderde een christelijke achtergrond had: Barnard (Guillaume van der Graft), De Mérode, Coert Poort, Maria Rosseels, Gabriël Smit, Jacoba M. Vreugdenhil. Daar was juist in het christelijk onderwijs grote behoefte aan.
Verschuivingen
Door reorganisaties kwam de verantwoordelijkheid voor de inhoud van ”Uitgelezen” in 1994 te liggen bij de Adviesraad voor Godsdienst en Levensbeschouwing en in 2001 bij Biblion Uitgeverij te Leidschendam. Dit zijn verschuivingen van meer organisatorische aard.
Ingrijpender zijn verschuivingen binnen de redactie zelf. Na de eerste jaren schoof de redactie op naar een ruimere benadering, een rekkelijker standpunt zo men wil, mede als gevolg van wisseling van redacteuren. Er werden principiële discussies gevoerd binnen de redactie en tussen het CLC-bestuur en de redactie over de vraag hoe literatuur te relateren is aan het Evangelie van Jezus Christus. Duidelijk is dat de redactie na zo’n tien jaar is toegegroeid naar een meer impliciete uitwerking van de aanvankelijke doelstelling -het christelijk perspectief-, dit in tegenstelling tot het CLC-bestuur.
In het twintigste deel komen elf auteurs uitgebreid aan de orde: Kees van Beijnum, Jessica Durlacher, Karel Glastra van Loon, Arthur Japin, Tim Krabbé, Geert Mak, Vonne van der Meer, Gerard Reve, Thomas Rosenboom, Peter Verhelst en J. J. Voskuil. Van elk worden twee of meer werken behandeld. En omdat het een jubileumuitgave is, gaat aan elke bijdrage een portrettekening vooraf.
Een sterk punt is dat ook in dit deel de bijdragen op overzichtelijke wijze veel informatie bieden. Informatie op niveau, met vermijding van wetenschappelijk jargon. Deze elementen verklaren voor een belangrijk deel de populariteit bij het voortgezet onderwijs en leesclubs.
Vonne van der Meer
Maar hoe verhoudt zich dit deel tot de aanvankelijke uitgangspunten? Oevering constateert zelf dat in de laatste delen „het levensbeschouwelijke heel ver naar de achtergrond verdwenen” is. En de aanwezigheid van christenauteurs is aanzienlijk teruggedrongen: in sommige vorige delen ontbraken ze geheel, maar positief is dat in dit twintigste deel een bijdrage over Vonne van der Meer staat.
De genoemde verschuivingen, die zichtbaar worden door een vergelijking van pakweg de laatste tien delen met de eerste tien, leiden mij tot de conclusie dat ”Uitgelezen” informatief zeker van niveau is gebleven, maar dat de latere delen in de reeks in elk geval het orthodoxe smaldeel in het christelijk voortgezet onderwijs minder te bieden hebben dan bij de eerste delen het geval was. De docent die principieel onderwijs wil geven in de Nederlandse literatuur zal zélf moeten selecteren -in positieve en negatieve zin-, zal zélf de levensbeschouwelijke accenten moeten leggen en zal zélf de waarden moeten blootleggen. Inderdaad: de man of de vrouw voor de klas moet het doen!