Eerste getuigenis vernietigingskamp Sobibor duikt na 75 jaar op
Het Verzetsmuseum in Amsterdam heeft een nooit eerder gelezen brief van Jules Schelvis ontdekt in een recente schenking. De brief is de eerste Nederlandse getuigenverklaring over wat zich in het vernietigingskamp Sobibor in het door Duitsland bezette Oost-Polen heeft afgespeeld, aldus Jos Sinnema, onderzoeker voor het Verzetsmuseum.
Schelvis was één van de achttien Nederlanders die vernietigingskamp Sobibor overleefde. Meer dan 33.000 Nederlanders zijn in het kamp vermoord. Schelvis schreef meerdere boeken over de oorlog en richtte de Stichting Sobibor op om de herinnering aan het kamp levend te houden en informatie en educatie te leveren.
De beoogde ontvanger van de brief, Jules neef Karel Stroz, leeft nog en zegt blij te zijn dat de brief is ondergebracht in de collectie van het Verzetsmuseum. Zondag bezorgde het museum, met een vertraging van 75 jaar, een replica van de brief bij Karel.
Schelvis schreef de brief op 7 mei 1945 in een ziekenhuis in Zuid-Duitsland. Hij was net bevrijd uit kamp Vaihingen, waar hij vanuit Sobibor naartoe was gebracht. De brief is gericht aan zijn familie. Op de enveloppe schreef Schelvis drie adressen, in de hoop dat op één daarvan nog iemand in leven zou zijn. Waarom de brief nooit bij de familie is terechtgekomen is een raadsel.
Sinnema, die de brief als eerste las, ervoer het als een flashback: „Alsof je terug bent in 1945, op het moment dat de familie de brief had moeten lezen. Dat grijpt je naar de keel.”
In de brief doet Schelvis volgens het museum met ingehouden pijn verslag, en spreekt hij de wens uit dat dit in de krant komt: „Alles wat hier geschreven staat is de naakte waarheid.”
In de brief richt Schelvis zich tot zijn oom en tante en zijn nu 90-jarige neef Karel Stroz: „Het zal je wel pijn doen, dit alles te lezen”, schrijft hij, „maar ik moet het je toch schrijven.” Van de zeven familieleden die tegelijk in Sobibor aankwamen zijn er vijf „naar ik aanneem voor 99 procent direct bij aankomst vergast.” Onder hen ook zijn vrouw Rachel. „Ik schrijf dit alles zo koud”, schrijft hij, „daar het vele, wat ik heb gezien en zelf heb meegemaakt, mij hard heeft gemaakt.”
De brief is vanaf maandag te zien in het Verzetsmuseum.