Kerk & religie

Oprechte mildheid

Mattheüs 1:19

Johannes Calvijn
11 December 2020 07:39
beeld RD
beeld RD

„Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde openbaar te schande maken, was van wil haar heimelijk van zich te laten.”

Wij zijn niet verplicht, wanneer wij in het geheim iets hebben vernomen, dat ogenblikkelijk op straat uit te schreeuwen, want er zijn heel wat feiten die men vertrouwelijk gaat meedelen. Daarom zegt Jakobus ook dat wij onze misdaden aan elkaar moeten belijden, opdat wij daaruit aanleiding nemen om te bidden voor hem die ons zijn verslagenheid blootgelegd heeft. Als dan ook iemand mij een zwakheid die in hem is, gaat ontdekken, zal ik, als ik die ga bekendmaken, wreed zijn en in alle opzichten trouweloos. Maar hier is de kwestie het kwaad niet te bewimpelen, wanneer kwade gevolgen eruit zouden voortkomen. Want als Jozef een kind had aanvaard dat het zijne niet was, was dat omkering van elke orde en een verfoeilijke zaak zo vals kroost onder te schuiven. Dat allereerst. En dan, nadat Jozef een zodanig kwaad verdragen en stil gehouden had, was het waarschijnlijk altijd van kwaad tot erger gegaan. Hij was dan oorzaak van veel andere zonden die waren bedreven, als hij het niet had voorkomen. Kortom, wij zien hier een middenweg tussen een dwaas medelijden, dat velen zullen hebben, en een de perken te buiten gaande strengheid, waarmee anderen zullen bezoedeld zijn. Want moeilijk kunnen wij maat houden, wanneer wij eens anders fouten moeten berispen of ze moeten openbaren. Sommigen gaan er in blinde ijver toe over, anderen zullen zich door onzuivere hartstochten laten leiden.

Johannes Calvijn, 
predikant te Genève

(”Preek over Mattheüs 1:18-21”)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer