Gedreven om iets voor de naaste te doen
Ze voelt zich al tientallen jaren gedrongen om mensen in nood te helpen. Corine de Jong (50) stapte recent over van Kom over en help naar House of Hope in Rotterdam-Zuid. Dagelijks komt ze in aanraking met armoede, eenzaamheid, psychische beperkingen en verslavingen. „De Bijbel roept mij op om te delen van mijn eigen rijkdom.”
Op de achtste verdieping van de flat in Waddinxveen-Noord is het uitzicht schitterend. Rechts ligt het Bentwoud, in het midden doemen de contouren van Zoetermeer op. Aan de linkerzijde zijn de bogen van de Rotterdamse Van Brienenoordbrug zichtbaar.
Corine de Jong is direct verkocht als ze in 1997 kennisneemt van de weidse blik vanuit een van de hoogste plekjes van Waddinxveen. „Vroeger moest ik er niet aan denken om in hoogbouw te wonen. Ik ben buiten het dorp opgegroeid.”
De ruimte in haar jeugd wordt vormgegeven door de pluimveehouderij van haar ouders, die vanuit Stolwijk in Waddinxveen een kippenbedrijf beginnen. Corine groeit op als jongste in een hervormd gezin met tien kinderen. Een van haar broers heeft ze nooit gekend. Hij verdrinkt op vierjarige leeftijd.
Met haar zes zussen en twee broers heeft ze een hechte band. Dat geldt ook voor de rest van de familie. „Ik was vijf toen mijn ouders 25 jaar waren getrouwd. Met z’n allen gingen we een weekje weg. Het was de eerste keer dat mijn ouders op vakantie gingen.” Het is de start van een familietraditie. „Sinds die tijd gaan we er in mei steeds met z’n allen op uit. We zijn nu met circa 85 familieleden.”
Haar ouders leven niet meer. Ze sterven zeven weken na elkaar, nu zestien jaar geleden. „Dat heeft de onderlinge band nog hechter gemaakt. Het was een heel droevige periode, waarin ik tegelijkertijd sterk de nabijheid van God heb ervaren. Psalm 146 is veel voor me gaan betekenen: „Hij houdt de wees en weduwe staande.” In dat licht was het een mooie tijd.”
Een van haar broers neemt het pluimveebedrijf over. Haar ouderlijk huis is er nog, maar de fysieke herinnering aan de onderneming is verdwenen. „Vier jaar geleden is er brand uitgebroken. Daarbij zijn 60.000 kippen om het leven gekomen. De schuren zijn in een paar uur tijd in de as gelegd. Nog steeds mis ik wat. Het was toch het levenswerk van m’n vader. Mijn broer heeft het bedrijf niet meer opgebouwd en zich meer gericht op bestuurlijke taken.”
Wat voor werk wilde u gaan doen?
„Als jong meisje had ik het voornemen om verpleegkundige te worden. Na de havo vroeg ik me af hoe ik dat ooit had kunnen denken, want ik ben bang voor bloed en voor een spuit. Ik heb gesolliciteerd als secretaresse bij een bouwbedrijf in Benthuizen en werd daar aangenomen. Het was een fijn bedrijf en ik had het er jarenlang goed naar m’n zin.”
Toch ging u er weg. Waarom?
„Het gaf me geen voldoening. Het bedrijf was er, begrijpelijk, op gericht om geld te verdienen en diep in m’n hart had ik al het gevoel dat ik me liever voor een goed doel wilde inzetten. Stichting Ontmoeting vroeg een administratief medewerkster. Ik ben daar in 1994 benoemd. Er werkten toen zes mensen. Omdat ik in het begin voor mijn gevoel niet veel te doen had in een nieuwe functie, kreeg ik er public relations en communicatie bij. Dat was heel leuk en ik ben ook avondopleidingen voor communicatie en fondsenwerving gaan doen. Ik heb tot 2009 bij Ontmoeting gewerkt. Het aantal collega’s was uitgegroeid tot 120. Het was een prachtige tijd. Voor mijn gevoel werd de organisatie wel erg groot. Ik ben meer van het kleine; het persoonlijke en overzichtelijke. Toen er een communicatieadviseur bij Driestar educatief werd gevraagd, heb ik gesolliciteerd.”
Een beetje een dissonant in uw loopbaan, die zich kenmerkt door hulp aan mensen in nood.
„Dat klopt. Ik vond het christelijk onderwijs belangrijk. Toch kwam ik er al snel achter dat dit werk toch niet m’n hart had. Maar het was voor mij lastig dat toe te geven omdat ik er nog niet zo lang werkte. De drang bleef om wat te doen voor de minderbedeelde medemens.”
Waarom?
„De Bijbel vraagt ons om te delen van onze rijkdom. Als je ziet hoeveel eenzaamheid, armoede en ellende er is, dan ga ik vanzelf m’n zegeningen tellen. Ik word dan wel innerlijk gedreven om iets voor mijn naaste te doen. Bij Ontmoeting had ik zo veel narigheid gezien. Mensen die buiten sliepen en verslaafde prostituees. Op vrijdagavond deelden we soep uit op de tippelzone aan de Keileweg. Het was voor mij een onvoorstelbaar idiote wereld die schreeuwde om hulp.”
U zag al snel om naar iets anders?
„Ja, hoewel het enkele jaren duurde voordat er iets op mijn pad kwam. Heel kort heb ik bij Mercy Ships gewerkt. Het beviel me daar niet. Daar wil ik het liever niet meer over hebben. Daarna ben ik naar Kom over en help gegaan. Ik zat er al in het bestuur. Een uitvloeisel van mijn Driestartijd. Toen zocht ik naar andere mogelijkheden om me voor goede doelen in te zetten. Ik kwam in 2014 bij Kom over en help. Ten diepste was de doelgroep niet minder behoeftig dan bij Ontmoeting. Alleen speelde het zich meer in het buitenland af. Als het om armoede gaat, zie je die intenser dan in Nederland. Hier zijn allerlei sociale vangnetten. Die ontbreken in landen als Moldavië, Oekraïne, Armenië, Albanië, Oezbekistan en Georgië.”
U bezocht die landen met enige regelmaat. Wat deed dat met u?
„Die reizen waren echt onvergetelijk. Ik kwam bij gezinnen in diepe armoede. Het meest was ik getroffen door de armoede in wintermaanden. Misschien is de combinatie van kou en gebrek wel het ergst. Voor gesprekken moest je de tijd nemen. Je kon niet zomaar bij gezinnen binnenvallen met een grote fotocamera. Het gaat om oprechte belangstelling, van mens tot mens, waarbij er sprake is van gelijkwaardigheid. Eerst luisteren en dan –misschien– een foto.”
Sinds mei werkt u voor House of Hope. Wat doet die stichting?
„House of Hope is vijftien jaar geleden voortgekomen uit International Christian Fellowship Rotterdam, de internationale kerk. Op drie locaties in Rotterdam-Zuid is er laagdrempelige opvang voor iedereen die om wat voor reden dan ook hulp nodig heeft. Het is een relatief kleine christelijke organisatie met 12 betaalde krachten en 350 vrijwilligers. Het is voor mensen niet gemakkelijk om bij een kil loket je problemen op tafel te leggen. Bij ons mogen ze gewoon gezellig in de huiskamer komen en proberen we een band op te bouwen. Dan is het eenvoudiger om iets van je problemen te vertellen.”
Hoe kwam u daar?
„Dat ging wonderlijk en voorspoedig. Bij Kom over en help werd de organisatiestructuur veranderd, waardoor ik minder uitdaging ervaarde. Het ging me echt aan het hart en ik heb ook een traantje gelaten. Ik zag een vacature voor een managementondersteuner bij House of Hope en werd getriggerd door de begrippen cultureel, armoede en eenzaamheid. Ik heb informatie ingewonnen, maar had aanvankelijk het idee dat het ging om een soort van veredelde secretaresse. Het liet me niet los, zodat ik later weer eens op de site keek en zag dat de vacature nog openstond. Het viel me op dat er op een van de drie locaties een interim-teamleider werkzaam was. Ik heb opnieuw gebeld. Het bleek dat zij biddend op zoek waren naar zowel een communicatieadviseur/fondsenwerver als een teamleider, beiden in deeltijd. Nu heb ik echt een droombaan. Fondsenwerving én contacten met mensen die de locatie Katendrecht bezoeken. Ik heb er echt Gods leiding in gezien dat ik nu beide zaken die mijn hart hebben, mag verenigen. Ik ga iedere dag dankend naar huis.”
Welke doelgroep waarmee u werkte, hebt u het meest in uw hart gesloten?
„Het is heel moeilijk om dat onderscheid aan te brengen, maar ik vind het wel het meest aangrijpend als je mensen spreekt die echt niemand anders hebben. Of dat erger is dan armoede? Ik spreek af en toe met een man die met de buurt overhoop ligt, omdat hij werkelijk van alles bewaart en zijn woning werkelijk uitpuilt. Zou je niet eens opruimen, zeg je dan. En dan komt het: „Voor wie moet ik dat doen? Er komt toch nooit iemand bij mij.” Dat is heel erg. Dat je voor niemand van enige waarde bent, mag eigenlijk niet bestaan. Dat houdt me sterk bezig. Ik denk dat we veel te druk zijn met ons eigen wereldje. Met een economie die op gang moet komen, met de inrichting van ons huis, met gezond leven en bewegen en tijd voor onszelf. Allemaal niet onbelangrijk, maar de echt minderbedeelden worden vergeten.”
Geldt dat ook voor de gereformeerde gezindte?
„Het is een gegeven dat binnen de achterban van verschillende stichtingen en organisaties veel geld wordt gegeven aan goede doelen en dat er veel tijd wordt besteed aan vrijwilligerswerk. Dat is prachtig. Maar anderzijds zie ik dat veel christenen sterk bezig zijn met de inrichting van hun woning of de aanschaf van een nieuwe auto. Waaraan besteden we onze tijd? Ga dan liever even langs bij een oude buurvrouw of een eenzaam lid van je kerkelijke gemeente. Het is goed om regelmatig de vraag te stellen: is mijn leven in overeenstemming met Gods wil? Maak mijn uren en mijn tijd tot Uw lof en dienst bereid. Daar gaat het toch om?”
Hoe sober leeft u zelf?
„Wat is sober? Ik probeer me bij nieuwe aankopen steeds af te vragen of ik iets echt nodig heb. Is dat niet het geval, dan gaat het niet door. Van huis uit heb ik meegekregen dat je tevreden moet zijn met wat je hebt. Meer dan tevreden zijn, hoeft niet. Je kunt met je uitgaven anderen helpen. Ik denk dat we elkaar daar te weinig kritisch op bevragen. Dan wordt wel naar de rijke Abraham verwezen, maar in het Nieuwe Testament wordt rijkdom niet positief beoordeeld. Dat mag in de prediking best weleens wat meer worden benadrukt.”
Eerder hadden we een financiële crisis, nu corona. Wat zijn de gevolgen?
„Dat treft als het om bezit gaat vooral de mensen die al kwetsbaar waren. Ons inloophuis was pas opnieuw noodgedwongen enige tijd gesloten. Toen we opengingen, stond dezelfde dag weer een groep op de stoep. Dat zijn mensen die alleen naar ons komen en verder niemand hebben.”
U was altijd heel open over het niet-gehuwd zijn. Speelde dat een rol bij uw werk?
„Het is niet zo dat ik daarom de hulpverlening ben ingegaan. Het alleen-zijn gaf me wel de vrijheid om veel dingen te doen. Ik heb geen idee hoe het zou zijn gegaan als ik wel getrouwd zou zijn en een gezin had gehad.”
Vele jaren schreef u in het Reformatorisch Dagblad stukjes onder het kopje “Uit het hart”. In een daarvan noemde u het zelfs een voorrecht om ongehuwd door het leven te gaan.
Lachend: „Ik heb bij dergelijke discussies de neiging om aan de andere kant van de boot te gaan hangen, vandaar. Maar niet vergeten mag worden dat het in de Bijbel staat. Bij Paulus, een man tegen wie we toch hoog opzien. Ik ben werkelijk dankbaar voor alles wat God me geeft. Ook voor de mogelijkheden om iets voor een ander te betekenen.”
Hebt u, naast allerlei vrijwilligerstaken, nog tijd voor hobby’s?
„Ik fiets en lees graag, maar bovenal ben ik als lid van het koor Vox Jubilans verslingerd aan zingen. Vox Jubilans is voor mij een bijzonder koor. Het staat in de amateurwereld bekend om zijn kwaliteit, maar bovenal dragen we zingend het Evangelie uit. De Boodschap staat voorop. En zingen geeft ook ontspanning, het maakt je hoofd leeg.”
Ooit liet u in een column doorschemeren best in het klooster ruimte voor stille tijd te willen ervaren. Is dat nog zo?
„Mijn stille tijd is gewoonlijk na het avondeten. Ik probeer daar zo min mogelijk tussen te laten komen. Een discipel kan niet zonder discipline. Daarnaast is de zondag belangrijk om weer op te laden. Ik moet weleens glimlachen om predikanten die bidden voor singles die alleen thuiskomen. Laat ik dat nu net heerlijk vinden. Het geeft me tijd voor een goed boek, niet gestoord door anderen. Wat dat betreft hoef ik echt het klooster niet in.”
Christenen zijn niet alleen maar ergens tegen, maar vooral ergens voor, zei u eens. Licht dat eens toe.
„In gesprekken gaat het vaak over wat wij als christenen mogelijk gaan verliezen, zoals onderwijs- en godsdienstvrijheid. Zonder meer heel actuele en wezenlijke zaken. Maar laat christenen voorál uitblinken om hun positieve levenswandel, waarin ze veel betekenen voor hun naasten. Laten we vooral aan mensen vertellen dat ze met hun zonden en zorgen bij de Heere terechtkunnen. Ik hoop dat we laten zien hoe goed het is om de Heere te dienen. Deze kern vind ik steeds belangrijker worden. Bij de dagopening van House of Hope zit ik nu met een moslim en een alleenstaande moeder met tal van tattoos en een neuspiercing uit het Woord te lezen. Vroeger zou ik me druk hebben gemaakt over de zuiverheid van de vertaling van die Bijbel. Nu denk ik: wat prachtig om zo met elkaar over de Heere Jezus te spreken .”
>>rd.nl/hetgesprek