Onderzoekers interpreteren signalen anders
Dat er signalen waren die er, in ieder geval achteraf, duidelijk op wezen dat de directeur van het Havenbedrijf in de fout ging, daar zijn de onderzoekers R. Mul (Rekenkamer Rotterdam) en W. Lemstra (commissie–Lemstra) het over eens.
Beiden komen echter wel tot een geheel andere conclusie. Waar het stadsbestuur volgens Lemstra niet zijn verantwoordelijkheid kon nemen omdat het bewust niet alle informatie kreeg, hadden de alarmbellen volgens Mul toch in mei zeker moeten gaan rinkelen. „Ik heb hetzelfde materiaal gebruikt en ben tot een andere conclusie gekomen", aldus Mul.
Mul focuste zich op de vraag of het college juist en volledig heeft gerapporteerd. Het onderzoek van Lemstra wilde hij niet overdoen, maar sommige punten bekeek hij wel aandachtig. Hij ontdekte een telfout in het financieel risico dat de gemeente loopt, want dat is hooguit 65 miljoen euro in plaats van de 75 miljoen die het college noemt. Een ander slordigheidje noemde hij het dat het college van burgemeester en wethouders verzuimde te melden dat het Havenbedrijf nog onderzoek doet naar twaalf punten, waaronder de vraag of Europese regelgeving is overtreden.
Echt alert werd hij bij wat hij typeert als zelfevaluatie in het rapport–Lemstra. „Lemstra heeft keurig bekendgemaakt welke ambtenaren er met hem aan het rapport werkten. Op sommige punten leidde dat er wel toe dat onderzoekers deels hun eigen notities tegenkwamen. Voor mij was dat een reden om extra op te letten."
Dat leidde tot twee opmerkelijke verschillen, meent Mul. Zo werd in de rapportage van het college gemeld dat topambtenaren van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam eerst door een bank werden gebeld over een reeds door Scholten ondertekende bankgarantie, en zou Scholten later bij navraag hebben verklaard dat dat niet meer aan de orde was. Volgens de Rekenkamer Rotterdam ligt het net ietsje anders. Werd de ene dag aan Scholten gevraagd hoe het zat en deelde de bank een dag later mee dat de garantie al was ondertekend door de directeur.
De meningen verschillen ook over een telefoontje van het ministerie van Defensie, november 2003. Lemstra stelde dat het ministerie informeerde naar een gerucht over een garantie voor een RDM–bedrijf. Mul rept van een telefonische tip aan de gemeentelijke bestuursdienst waarin het exacte bedrag van de garantie voor RDM en de naam van de bank werden genoemd. „Het ministerie had hiervoor een gegrond vermoeden, wist uit hoofde van haar eigen contacten hoe het er met de RDM–groep voorstond en wilde de gemeente dienaangaande informeren", concludeerde Mul.
Toen vervolgens in mei 2004 de Commerzbank de 25 miljoen euro opeiste, hadden de puzzelstukjes op hun plaats moeten vallen, oordeelde Mul. „De hoogte van het bedrag en de naam van de bank waren hetzelfde als in het telefoontje van het ministerie."