Bond Heemschut bezorgd over verkoop Veenhuizen
Erfgoedvereniging Bond Heemschut maakt zich zorgen over de verkoop van de voormalige Kolonie van Weldadigheid Veenhuizen in Drenthe. Volgens de bond is het verkoopproces, dat vorig jaar van start ging, volstrekt niet transparant. Daardoor is niet zeker of de monumentale waarde van het complex voldoende is gewaarborgd. De bond wil dat de vaste Kamercommissie Binnenlandse Zaken zich over de kwestie buigt.
Veenhuizen is in 1823 gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid voor de heropvoeding van bedelaars en landlopers. Armen uit de grote stad kregen in de kolonie op het platteland de kans een nieuw leven op te bouwen. In 1859 kwam de kolonie in handen van het Rijk en kreeg Veenhuizen voornamelijk een justitiële functie. In Veenhuizen zijn nu nog twee gevangenissen. De rest van het unieke complex is voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Veenhuizen is nu nog eigendom van het Rijk. Het Rijksvastgoedbedrijf zette de ongeveer tachtig beschermde objecten in het koloniedorp vorig jaar te koop. Een koper moet de cultuurhistorische waarde van de gebouwen intact laten, maar mag „het bijzondere verhaal van Veenhuizen” wel op een vernieuwende manier aanpakken. De twee gevangenissen en de omliggende grond worden niet verkocht.
Heemschut vreest dat het complex nu aan de hoogste bieder zal worden verkocht. „Maar voor beeldbepalende monumenten die voor Nederland belangrijk zijn, zoals ook Paleis Soestdijk en de bunker van Seyss-Inquart in Apeldoorn, zou de maatschappelijke opbrengst en kwaliteit belangrijker moeten zijn. Het Rijk moet dergelijke monumenten niet vervreemden met als doel daar de hoogste financiële opbrengst voor te krijgen”, aldus de bond donderdag.