Column: ADHD’tje
De schoenmaker vertelt me uitvoerig hoe zijn omzet gedaald is sinds de coronacrisis begon. Mensen gaan niet meer naar kantoor, laten hun schoenen in de kast staan en hebben dus ook geen reparaties meer nodig. Ik probeer met hem mee te leven, terwijl hij mijn spullen afrekent. Als ik hem wijs op een dingetje dat hij vergeet aan te slaan op de kassa – anders gaat het immers nog slechter met z’n omzet – zegt hij: „Ach ja, ADHD’tje.” Meteen komt er een heel verhaal: hoeveel medicatie hij slikt, en hoe zijn leven er heel anders uitgezien zou hebben als hij dat vroeger als kind ook al gedaan had.
ADHD is inderdaad ingrijpender dan je op het eerste gezicht misschien zou denken. De problematiek wordt gekenmerkt door aandachtstekort of onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. Mensen hebben bijvoorbeeld moeite om hun aandacht te richten, hun concentratie vast te houden, kunnen snel afgeleid zijn en allerlei dagelijkse dingen vergeten. Een kind of volwassene met ADHD kan moeite hebben om rustig te spelen, te blijven zitten of op z’n beurt te wachten, zich innerlijk onrustig voelen en daardoor steeds maar doordraven of aan één stuk door praten. Dit gedrag (ADHD is een beschrijving van gedrag en geen verklaring ervan!) belemmert niet alleen je dagelijkse functioneren op school of op het werk, maar doet ook iets met je relaties en de manier waarop je in het leven staat.
Als je ADHD hebt, kan het zomaar gebeuren dat je op school een deel van de instructie mist en daardoor steken laat vallen. Of dat je er zomaar iets uit flapt dat anderen ongepast vinden. Soms ongeduldig bent naar anderen of in woede uitbarst. Dat zorgt voor falen, irritatie en onbegrip.
In de kerk kan het ook ingewikkeld zijn: tijdens kerkdiensten duurt het lang, erg lang soms, en voel je voortdurend de drang om te bewegen. Je gedachten kunnen tijdens het bidden ook zomaar afdwalen. Op catechisatie trap je steeds weer in de valkuil om de lolbroek uit te hangen, met correcties en een reprimande tot gevolg. En als boodschappen maar voor een deel of helemaal niet binnenkomen, weet je op den duur dingen niet die de meesten wel weten. Je kunt je dan dom gaan voelen, bijvoorbeeld omdat je niet zoveel van de Bijbel of geloofsleer weet als anderen. Je kun je anders dan de rest gaan voelen. Er treden zomaar disconnectie en vervreemding op. „Ik ben een mislukking”, „alles wat ik doe gaat fout” en „ik pas niet in deze wereld” zijn gedachten die het denken over jezelf kunnen kenmerken.
De meerderheid van de kinderen met ADHD heeft een laag zelfbeeld. Veel volwassenen met ADHD kijken ook negatief naar zichzelf, voelen zich somber, ontwikkelen een obsessie voor controle of gaan verslavende middelen gebruiken. Altijd zijn er die eisen die anderen stellen en waarbij je tekortschiet. Steeds ontmoet je verwachtingen en normen waaraan je niet kunt voldoen. En heel vaak wordt God eveneens in deze lijn beleefd: voor Hem doe je het ook nooit goed genoeg; bij Hem kun je rekenen op afkeuring en veroordeling. De boodschap van genade voor zondaren is vaak moeilijk te aanvaarden als je steeds het gevoel hebt dat je erbuiten staat. En dat niet om theologische, maar om psychologische redenen.
ADHD is niet voor iedereen hetzelfde. Voor sommigen past het verkleinwoord (ADHD’tje) misschien. Er zit namelijk ook een krachtige en inspirerende kant aan ADHD: die van creativiteit en nieuwe ideeën bijvoorbeeld, of van diep geraakt worden en verwondering om schoonheid en goedheid. Voor anderen betekent ADHD echter lijden en een moeilijke gang door het leven. Juist dan is oog voor elkaar van belang evenals erkenning dat het best ingewikkeld kan zijn om je staande te houden. Erkenning ook dat gedrag niet voortkomt uit onwil, maar uit onmacht. Zorg voor elkaar begint met aanvaarding van de persoon, en die aanvaarding zet de toon voor eventuele correctie en begrenzing.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.