Pensioenklok niet vijftig jaar terugzetten
De pensioenfondsen hebben gemakkelijker tijden gekend. Het is nodig dat ze orde op zaken stellen. De vergrijzingsgolf en andere boekhoudregels vragen om een andere aanpak, maar het is daarbij niet handig de klok vijftig jaar terug te zetten, stelt Ko Veldkamp
Twee jaar nadat Dirk Witteveen, voorzitter van de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) -binnenkort De Nederlandsche Bank- zijn geruchtmakende brief schreef over de solvabiliteit van pensioenfondsen, hield hij recent een toespraak over dit onderwerp. De plaats van handeling was heel pikant: de jaarlijkse pensioendag van Zwitserleven, de verzekeringmaatschappij die de Nederlander met zo veel succes het Zwitserlevengevoel heeft aangepraat waarvan we op last van het kabinet nu weer met zo veel tegenzin afscheid moeten nemen.
Voor de discussie over de vervroegde pensionering is het goed kennis te nemen van een paar door Witteveen genoemde gegevens: drie jaar eerder stoppen met werken is 40 tot 100 procent duurder dan met 65 jaar stoppen; indexatie van 2 procent per jaar kost 20 tot 60 procent meer premie dan een kaal (nominaal) pensioen; in 2030 kost elk procent indexatie 3,6 procent van de loonsom (in 1990 2,6 procent).
Verder leeft de vraag hoe de pensioenfondsen er nu voorstaan. In ieder geval is over 2003 de gemiddelde dekkingsgraad van de fondsen wel met enkele procenten verbeterd. Positief is ook dat van de 25 grootste pensioenfondsen geen enkel fonds meer met onderdekking kampt en dat de helft daarvan ook geen reservetekort meer heeft. Van de fondsen die eind 2002 een onderdekking hadden, heeft een jaar later driekwart die onderdekking weer opgeheven.
Afgaande op de ingediende herstelplannen verwacht Witteveen voor 2004 een verdere verbetering. Volgens hem is het beleid van veel pensioenfondsen erop gericht buiten de gevarenzone te blijven. Dat bleek ook wel uit het feit dat zelfs bij de heftige beurscrisis slechts een klein deel in -overigens oplosbare- problemen is gekomen.
Veranderingen
Witteveen is zich ervan bewust dat het herstel van de pensioenfondsen zich niet bepaald voltrekt in een rustige periode. Er zijn namelijk veel veranderingen op komst. Zo komt er een nieuwe pensioenwet waarin op de valreep nog rekening moet worden gehouden met de nieuwe kabinetsplannen en verder komen er -in Europees verband- nieuwe boekhoudregels. Sinds jaar en dag worden de bezittingen van het pensioenfonds (activa) gewaardeerd op de marktwaarde en de pensioenverplichtingen (passiva) op een vaste rekenrente van 4 procent. Vanaf 2006 moeten ook de pensioenverplichtingen op marktwaarde worden gewaardeerd.
Veel actuarissen vinden deze methode (”fair value”) voor langetermijnverplichtingen ongeschikt, maar zij hebben op dit punt de strijd tegen de accountants verloren. Het gevolg is dat er sterke schommelingen in de premies voor pensioenregelingen kunnen optreden en daar zitten werkgevers niet op te wachten.
Vandaar dat een oud pensioensysteem dat vijftig jaar geleden al als tweederangs werd beschouwd, nu opeens weer in de belangstelling komt: het beschikbare premiesysteem, in het moderne jargon ”defined contribution” (DC) geheten. In dit systeem staat niet de pensioentoezegging voorop (”defined benefit” DB), maar de premietoezegging. Uit een oogpunt van risicobeheersing is dit stelsel natuurlijk aantrekkelijk, maar als het DC-systeem breed ingang zou vinden, zou de klok wel vijftig jaar terug worden gezet!
Intussen hebben Philips en Akzo al aangekondigd het solidaire pensioenstelsel te willen verlaten en werkgeversvoorzitter Schraven heeft onlangs met het DC-pensioensysteem gedreigd als de vakbonden te hoge looneisen stellen.
Uitholling
Witteveen ziet het gevaar van uitholling van het Nederlandse pensioenstelsel ook en waarschuwt in zijn toespraak voor een te snelle omarming van ”defined contribution”-regelingen omdat de solidariteit tussen generaties vrijwel geheel verdwijnt en alle risico’s bij de deelnemer worden gelegd. Er kunnen allerlei onbedoelde effecten optreden: werknemers kunnen zich bekocht voelen als ze hun eerste pensioenuitkering ontvangen, terwijl de bezorgde deelnemers misschien te veel extra voorzieningen treffen via vrije besparingen.
De PVK-voorzitter pleit voor een middelloonregeling omdat in dat systeem het beter mogelijk is lusten en lasten te verdelen. Om eens wat te noemen: een noodzakelijke reductie van de indexatie in een bepaald jaar kan in een middelloonsysteem beter over actieven en pensioengerechtigden worden verdeeld. Op deze manier wordt in een middelloonregeling het behoud van een zekere mate van solidariteit gecombineerd met een grotere beleidstransparantie en een betere kostenbeheersing.
Voor sociale partners en besturen van pensioenfondsen is er alle aanleiding om het advies van Witteveen ter harte te nemen.
De auteur is oud-actuaris.