De beste weg
Jesaja 46:10c
„Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen.”
Gods kinderen geloven dat God wel weet welke weg voor hen het nuttigst is. Al strijdt het dan met hun verstand, dat verloochenen zij. Zij wantrouwen zichzelf in alles en vertrouwen de Heere alles toe.
Over het bewandelen van die weg hebben zij in het begin tezamen een verbond gemaakt, en daar is wederzijds overeengekomen, dat de Heere hen zal leiden, voor alle kwaad bewaren, de beste weg kiezen, en voor het einde zorgen. Ja, dat zij het onbepaald, zoals zij toen ook deden, aan de Heere zouden overgeven en toevertrouwen. Volgens die overeenkomst wandelen zij samen in vrede.
Zijn zij eens onmachtig, zodat zij niet vooruit kunnen, dan draagt Hij hen als lammeren in Zijn schoot. Zij zijn tevreden en volgen, al is het in de barre woestijn van Arabië, en al is het in vele kromme en elkaar doorsnijdende wegen.
Die wandelaar met God is met de wil van God verenigd, zowel de wil van Gods bestel, als de wil van Gods bevel. De wil van Gods bestel komt, weet hij, van Zijn eeuwig besluit af. Met innig genoegen en toestemming hoort hij de Heere zeggen: „Mijn Raad zal bestaan, Ik zal al Mijn welbehagen doen.” Met genoegen denkt hij dat al de wegen die hij zal moeten gaan van eeuwigheid in Gods besluit zijn afgepaald. Dit is tot zijn troost, sterkte en blijdschap.
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (”Verzameling van veertien preken”, 1766)