Crisis-cao voor winkelpersoneel
Winkeliers in de non-foodsector hebben dinsdag met vier vakbonden een akkoord bereikt over een nieuwe cao, die bij groen licht van de achterban voor ruim 170.000 werknemers zal gelden.
Branchevereniging INretail sloot het akkoord met CNV Vakmensen, De Unie, AVV en RMU Werknemers. De grootste vakbond van Nederland, FNV, is niet betrokken bij het onderhandelingsresultaat.
In de nieuwe cao Retail Non-Food, die van 1 januari 2021 tot 1 juli 2022 loopt, is afgesproken dat de lonen twee keer per jaar met hetzelfde percentage stijgen als het wettelijk minimumloon.
Het onderhandelingsproces was anders dan de normale gang van zaken, stellen de betrokken partijen. Door de coronacrisis had een snel onderhandelingsresultaat de voorkeur boven lange onderhandelingen, waardoor de nieuwe cao grotendeels aansluit op de huidige afspraken.
„De coronacrisis creëert andere prioriteiten. Als sectorvertegenwoordigers kunnen we ons geen slepende discussies veroorloven”, luidt de gezamenlijke verklaring.
FNV heeft een heel ander eisenpakket voor lonen in de winkelstraat. In plaats van geringe loonstijgingen eist deze bond dat winkelmedewerkers in de non-foodsector er 5 procent meer salaris bij krijgen. Dat moet bovendien een eerste aanzet zijn om de uurlonen stapsgewijs op te voeren tot minimaal 14 uur bruto voor volwassenen. Ook bij het twee jaar geleden gesloten cao-akkoord was FNV niet betrokken.
Een grotere loonsverhoging voor alle sectoren was voor de RMU geen optie. De reformatorische vakorganisatie gaf aan recht te willen doen aan de veelzijdigheid van sectoren. Volgens RMU-jurist Melanie Blonk is dat ook gelukt. „Als werkgevers in een aantal sectoren, bijvoorbeeld woondetailhandel en tuincentra, een goede omzet gedraaid hebben, mogen werknemers daar ook in meedelen.”