Raad voor Cultuur: maak subsidieperiode deze keer langer
De gebruikelijke vierjaarlijkse periode waarover kunst- en cultuurinstellingen rechtstreeks subsidie van het Rijk krijgen, moet deze keer langer gaan duren. De komende periode moet niet van volgend jaar tot en met 2024 beslaan, maar bijvoorbeeld tot en met 2026. Dat stelt de Raad voor Cultuur voor in een nieuw advies. Gemeenten en provincies zouden dit voorbeeld in hun systematieken moeten volgen.
Het huidige systeem van het Rijk, de Basisinfrastructuur ofwel de BIS geheten, is toch al aan een opfrisbeurt toe en daar komt de coronacrisis nog eens bovenop, geeft de Raad als redenen. Er moet meer tijd komen voor aanpassingen en oplossingen.
Verlenging van de periode geeft het ministerie, de raad, de rijkscultuurfondsen, provincies en gemeenten de gelegenheid om een betere visie op een nieuwe inrichting van het subsidiebestel te ontwikkelen. Een langere periode biedt de gesubsidieerde instellingen bovendien „de rust en ruimte om straks eerst goed te herstellen van de crisis en de draad weer op te pakken, alvorens nieuwe plannen te ontwikkelen en mensen aan te trekken voor de volgende periode.”
De Raad doet daarom een dringende oproep aan cultuurminister Ingrid van Engelshoven „om de culturele en creatieve sector tijd, vertrouwen en middelen te geven om te experimenteren met nieuwe werkwijzen en nieuwe verdienmodellen.” De raad adviseert de minister verder om de gehele komende subsidieperiode andere eisen te stellen aan subsidie, omdat het nu niet mogelijk is om instellingen te beoordelen op harde prestatienormen. Ook zijn „een ruimer cultuurbudget en een breder palet aan financieringsinstrumenten noodzakelijk om de sector op langere termijn gezond te maken.”
„Een sterke culturele en creatieve sector gaat de hele samenleving aan”, benadrukt de Raad verder. En dat geldt dus ook voor de gevolgen van de crisis daar. Die tasten „niet alleen de werkgelegenheid in de sector aan, maar ook die in aanpalende sectoren, zoals horeca, beveiliging en infrastructuur. Daarnaast is het wegvallen van cultureel aanbod van negatieve invloed op de sociale cohesie, de mentale gezondheid, de vrijetijdsbesteding, de ontwikkelmogelijkheden en de fysieke leefomgeving. Daarbij heeft cultuur een aanjaagfunctie in een periode van herstel na de crisis.”