Column: Hitte maken helpt niet echt tegen opwarming
Het geloof in een stralende toekomst voor kerncentrales is nog niet uitgedoofd. Pas is in de Tweede Kamer een kernachtig verwoorde motie aangenomen voor onderzoek naar nucleaire energieopwekking. Door partijen die groeien in een klimaat van ontkenning inzake het CO2-probleem, maar toch hunkeren naar een oplossing ervoor door thorium- en kernfusiecentrales. De minister van Economische Zaken heeft een klantvriendelijk adviesbureau een rapport laten schrijven, met de conclusie dat atoomenergie kan concurreren met zon- en windenergie. Sneu dat uit andere onderzoeken weer het tegendeel blijkt. Iemand moet er dus straal naast zitten, maar wie en wat moet je als burger nu geloven?
Het past in de protestantse traditie om je niet als leek te laten wegzetten maar zelf te blijven nadenken. Gelukkig hoef je geen atoomgeleerde te zijn om energietechniek te snappen: je moet gewoon niet moeilijk doen als het makkelijk kan.
De eenvoudigste manier om elektriciteit te maken, is door licht te laten schijnen op een veredelde glasplaat: dankzij het fotovoltaïsch effect is er dan gelijk stroom. Met een snel schakelende omvormer in een simpel kastje kan er desgewenst wisselstroom van gemaakt worden.
Iets ingewikkelder wordt het met een dynamo. Zo’n uit metaal en isolerende kunststoffen samengestelde generator moet je laten ronddraaien om stroom te maken. Dat kan natuurlijk met een windrotor of een waterrad, slim gebruik makend van door de zon aangedreven kringloopprocessen. Nadeel bij bewegende delen is dat er meer gevaar, hinder en slijtage ontstaan. Dat kost meer aan ontwerp, materialen en onderhoud en is dus structureel duurder.
Nog complexer wordt het als je zelf wind gaat maken door gas te verbranden. Bij een gasturbine moet naast gas ook lucht worden bijgepompt, ontstaan hoge drukken en temperaturen en lawaai, en komt heet rookgas vrij. De restwarmte kan echter nuttig worden gebruikt. Prettig is ook dat naar behoefte stroom en warmte gemaakt kunnen worden. Dat maakt gasturbines ondanks hogere kosten toch rendabel in de industrie.
Weer wat moeilijker wordt het als er een stoomturbine wordt gebruikt om een generator aan te drijven. Dan is er naast een warmtebron ook veel water nodig. Superschoon voor de stoomketel en voldoende koud voor de koeling. Normaal worden die thermische centrales gestookt met kolen, olie of gas, met alle inmiddels welbekende nadelen van dien. Dat moet nu stoppen.
Dan lonkt kernenergie als alternatief. Het levert ook elektriciteit wanneer je dat wilt maar bespaart een hoop gedoe met fossiele brandstoffen. Echter, aan de dure stoominstallatie wordt dan nog een extra complex proces toegevoegd. Radioactief materiaal winnen, in een reactor plaatsen en benutten, en na gebruik afvoeren, maakt het tot de moeilijkste manier van elektriciteitsopwekking. Met thorium zou het theoretisch iets simpeler kunnen, maar met kernfusie wordt het juist extreem ingewikkeld. Beide qua radioactief afval gunstiger varianten vergen nog een lange tot zeer lange ontwikkeltijd, en heel veel geld. Zo blijven nucleaire stroomfabrieken prijzig. Technieken goedkoper maken via massaproductie lukt met hooguit duizenden kerncentrales ook niet zo goed en snel als met miljoenen windturbines en miljarden zonnepanelen. Die laatste zijn inmiddels per vierkante meter al minder duur dan dakpannen en gevelplaten, zodat je ze bij nieuwbouw al terugverdiend hebt voordat ze gebruikt worden. Dus: gratis stroom!
Naast hoge bouwkosten en afvalproblemen hebben kerncentrales nog twee blijvende nadelen. Ze kunnen niet meer voluit draaien vanwege het steeds vaker met goedkope, duurzame elektriciteit overstromende net, tenzij er opslag beschikbaar is, maar dan zijn ze niet meer nodig. En ze voegen per kWh elektriciteit weliswaar niet veel CO2 maar wel drie keer zoveel extra warmte toe aan het natuurlijk milieu. Zeer onpraktisch bij watertekorten en stijgende temperaturen. De thoriumcentrale is dus geen oplossing, maar kernfusie mogelijk wel. Alleen dan in 2050 niet voor het energieprobleem maar voor het heliumtekort.
De auteur is adviserend ingenieur.