Column (ds. J. Belder): Profeteren
Och, ware heel het volk des Heeren profeet, verzuchtte Mozes. „Al zouden in onze tijd alleen de dominees het al zijn”, dachten enkele collegae vorige week hardop in deze krant. Hun ernstige en innemende pleidooi liet me niet los. Ik betrok het allereerst op mijzelf en hoorde het kerkvolk al verbaasd vragen: „Is Belder tegenwoordig ook onder de profeten...?” Ik hoop het, al heb ik meer profetenangst dan -moed. Profeteren is toch niets minder dan Gods mond zijn? Mozes en Jeremia zagen ertegen op, want profeteren gaat altijd tegen vlees en bloed in. Ook al brengen wij de blijde boodschap. Het kost je vriendschappen, sympathie, preekbeurten en mogelijk je leven. Profeten worden doorgaans pas erkend en geëerd nadat ze gestorven zijn.
Er is dus naast genade en intense omgang met God in Zijn Woord ook moed nodig om te profeteren. Profetenangst doet ons meer naar de ogen van het kerkvolk zien dan naar die van de Heere. Het is de grote valstrik: de angst in ongunst te vallen bij kerkenraad, hoorders en de wereld buiten de kerk.
Vroeger werden profeten gedood, juist door godsdienstige mensen, verwijt Jezus vleselijk Israël. Vandaag wordt de stem van de profetie op beschaafdere wijze het zwijgen opgelegd. Desnoods via een afzettingsprocedure. Het Evangelie is wel voor, maar niet naar de mens. Jezus werd gedood omdat men de Blijde Boodschap die Hij bracht onverdraaglijk vond. Maar voordat iemand naar de slachtoffertoga grijpt en zich daarin hult: dan moeten we wel echt profeteren. Dat is spreken wat God wil. Het Woord laten staan, de zonde –ook de binnenkerkelijke– bij naam noemen en oproepen tot bekering. Alle lof als dominee tegen buurmans zere been schopt en op diens lange tenen staat, maar laat hij dat niet wagen bij mij. Niets en niemand ontzien, heilige huisjes afbreken en bomen van eigengerechtigheid rooien… daar is moed voor nodig. Maar zo kan er gebouwd en geplant worden.
Er zijn ook valse profeten. Misschien wel meer dan ware. Daarvoor hoeven we niet een bepaalde kant op te kijken. Laat ieder die tot profeteren geroepen is –en wie is dat niet?– bij het eigen hart beginnen. „Ben ik het, Heere?” Och, ware heel het verbondsvolk profeet… Medearbeiders van God. Dat begint met vurig bidden om de Heilige Geest, Zijn werking en zalving. Dan zien we wellicht evenals Ezechiël overal doodsbeenderen. Te beginnen in het eigen hart. „Kom, o Heilige Geest!” Zouden er dan geen grote dingen gebeuren in dode kerken, dito gezinnen, huwelijken en harten? Vast!