Binnenland

Commissie: Vaker melding van late abortus

Artsen hebben in 2018 elf keer melding gemaakt van een zwangerschapsbeëindiging na de 24-ste zwangerschapsweek vanwege een medische diagnose.

Redactie binnenland
11 February 2020 09:46Gewijzigd op 17 November 2020 07:18
beeld ANP
beeld ANP

Dat blijkt uit het jaarverslag van de centrale beoordelingscommissie dat minister Hugo de Jonge (VWS) maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De commissie spreekt van een significante toename ten opzichte van 2017, een jaar met drie meldingen. In haar verslag schrijft zij het positief te vinden dat vrouwen met een wens tot een late zwangerschapsafbreking hulp kunnen krijgen, én dat de bereidheid onder artsen om daarvan melding te maken stijgende lijkt.

Er zijn volgens het verslag geen meldingen geweest van actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen vanwege een zeer ernstige aandoening.

Van de 11 late abortussen vielen er vijf in de zogenaamde categorie 1. De arts maakt dan de inschatting dat het ongeboren kindje een onbehandelbare aandoening heeft, waarvan verwacht wordt dat die tijdens of direct na de geboorte onontkoombaar zal leiden tot de dood.

Bij de overige zes, zogenaamde categorie 2-meldingen, zijn de overlevingskansen beperkt, maar wordt medisch handelen vanwege de ernst van de aandoeningen zinloos geacht. Veelal betreft het ongeborenen met zeer ernstige hersenschade. Vrijwel altijd gaat het om aangeboren aandoeningen; bij een van de meldingen was de oorzaak een ernstig verkeersongeval.

Er kan bij baby’s in deze categorie ook sprake zijn van ernstige, onbehandelbare ziektes, zoals de ziekte van Mirage (één keer gemeld). Daarbij krijgt het kind te maken met elkaar steeds opvolgende, levensbedreigende infecties aan vitale organen, die vrijwel altijd lijden tot een overlijden voor het tweede levensjaar.

Bij een van de zes meldingen geven de artsen aan dat het te verwachten, toekomstige lijden en het perspectief van volledige zorgafhankelijkheid de belangrijkste reden was voor de late zwangerschapsafbreking. Het betrof een baby die voor de geboorte een hersenbloeding kreeg ten gevolge van een zeer zeldzame en ernstige stollingsstoornis en die geboren zou worden met ernstige, cognitieve en motorische handicaps.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer