Column: Googelen of goochelen
Ik merk dat ik steeds minder van Google ga houden. Niet dat er ooit sprake was van echte liefde. Maar ik vond de zoekmachine veelbelovend. ”Even googelen” als synoniem voor het binnentreden van een wereld waarin je makkelijk en snel vanachter je computer of telefoon het antwoord vindt op veel vragen. Dat zou het leven een stuk eenvoudiger moeten maken.
Vragen stellen hoort immers bij het leven. Mijn peuterdochter doet het voortdurend. Pubers groeien ermee. Studenten verkrijgen er kennis door. In 2004 schreef ik in een van mijn eerste bijdragen waarderend over de inzet van probleemgestuurd onderwijs waarin studenten worden uitgedaagd de juiste vragen te stellen. En heel ons leven door, ook als we dementerend raken, worden ons vragen gesteld waaruit kan worden afgeleid hoe het met ons gaat.
Op veel cruciale momenten in het leven worden vragen gesteld. „Adam, waar ben je?” vraagt God in Genesis 3. Het antwoord van de eerste mens zette niet zo veel zoden aan de dijk. En van de mensen die daarna leefden ook niet. „Wat is daarop uw antwoord?” werd gevraagd bij mijn belijdenis en huwelijk. Hoe vaak heb ik ja gezegd maar vervolgens nee gedaan?
Ik hoor u denken: Maar wat heeft dat nu met zoekmachines te maken? We weten toch dat Google geen antwoord geeft op de belangrijke vragen in het leven? Of op trage vragen die brengen naar de kern van je bestaan? Als je op de vraag „Hoe vind ik een rechtvaardig God” googelt, vind je weliswaar veel nuttige informatie (met op nummer 1 het ABC van het geloof van de LCJ), maar daarmee is de vraag van je ziel toch niet opgelost? Gelijk heeft u. Toch zeg ik het hier. Omdat ik me steeds vaker afvraag of de antwoorden die zoekmachines bieden op meer simpele vragen niet op een zelfde manier de plank misslaan.
Toen ik studeerde, moest je de bibliotheek nog in voor het zoeken van antwoorden op je vragen. Je leerde dat er binnen je kleine vakgebied veel verschillende databases met informatie waren. En dat je, voor een beetje antwoord op je vraag, eerst moest leren hoe je vraag en zoekwoorden te formuleren. Afhankelijk van de database vond je bepaalde antwoorden op de ene plaats wel, en op de andere niet.
Bij het zoeken op Google (en andere zoekmachines) valt me steeds vaker op hoe beperkt en vooringenomen de antwoorden zijn. Als je iets gelezen hebt op Facebook of LinkedIn, is het niet of maar beperkt terug te vinden als je hetzelfde item via Google zoekt. Je zoekterm intikken op Digibron levert een heel andere vondst op dan via zoekmachine Bing. Zelfs binnen Google zijn er grote verschillen. Dezelfde zoektermen op Google in Singapore intypen levert een heel andere selectie op dan wanneer je zoekt via Google in Nederland.
Het soort antwoorden en de volgorde waarin die worden gepresenteerd, verschilt per context, terwijl tegelijk wordt gesuggereerd dat ‘het antwoord’ wordt gegeven. Zoekmachines zelf zullen zeggen dat het een kwestie van data en van koppelen is. De missie van Google is om alle informatie ter wereld te organiseren en universeel toegankelijk en bruikbaar te maken. Dat klinkt als een loffelijk streven, maar is het eigenlijk ook niet wat de slang in datzelfde hoofdstuk in Genesis aan Eva beloofde?
De naam Google is afgeleid van de wiskundige term Googol, wat verwijst naar een 1 met 100 nullen. Een heel groot getal dus. Het doet mij echter ook steeds vaker denken aan goochelen, de kunst van het schijnbaar onmogelijke. De bedoeling is dat toeschouwers niet doorhebben hoe het echt zit. Als je dat doorhebt, is de lol eraf. Zo hield een vriend me ooit voor de gek door met z’n wijsvinger een dop van een beugelflesje Grolsch af te slaan. Probeer het maar eens. Je slaat je vinger kapot, als je niet weet dat je ondertussen met de rest van je vingers tegen de beugel moet slaan.
Vragen stellen is van levensbelang. De vraag ”wat is waarheid?” is echter niet eenduidig te beantwoorden. Pilatus had daarbij ook niet zoveel aan een zoekmachine. Hij had beter naar zijn vrouw kunnen luisteren. En ondertussen roept zijn veroordeelde, de Opgestane wiens kruis in Bethlehem begon, ons toe: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven.”
De auteur is als stafdirecteur zorg en welzijn werkzaam bij een zorgorganisatie.