Radiologen zijn teamspelers
Radiologen zijn teamspelers. Dat is het mooie van ons vak. Wij overleggen met patiënten, vakgenoten, huisartsen en medisch specialisten van andere vakgebieden binnen en buiten het ziekenhuis.
Overleg met collega’s heeft voor een deel plaats binnen de zogeheten ”Medical Oncology Board” (MOB), meestal kortweg aangeduid als Onco Board. Maar wat is die MOB eigenlijk en wat doe je daar als radioloog? En niet onbelangrijk: wat heb je als patiënt aan dit soort overleg?
De MOB bestaat uit een groep artsen die de situatie van patiënten bespreekt bij wie een kwaadaardige tumor is ontdekt. Het kan ook zijn dat er een nieuwe tumor is vastgesteld of dat er zich een volgende fase in het ziekteproces aandient waardoor een verandering in beleid nodig is.
In ons ziekenhuis komt de Onco Board elke week bij elkaar, het hele jaar door. De vergadering bestaat uit een kernstaf waarvan een medisch oncoloog, radiotherapeut (bestralingsarts) en een radioloog deel uitmaken. Welke artsen er verder nog aanwezig zijn, is wisselend en hangt af van het medisch specialisme van waaruit de patiënt ter bespreking wordt voorgesteld.
Er ligt altijd een duidelijke vraag ter bespreking: wat is de beste behandeling voor een vastgestelde tumor of eventueel van een nieuw ontstane tumor? Verder wordt ook gekeken naar de volgorde waarin eventuele vervolgonderzoeken, therapieën of operaties moeten worden uitgevoerd.
Meestal licht een arts in opleiding het ziektegeval van een bepaalde patiënt mondeling toe. Vervolgens worden de uitkomsten van de beeldvormende onderzoeken door de radioloog besproken. Dit kunnen bijvoorbeeld CT-, MRI- of PET-scans zijn. De beelden zijn zichtbaar op een groot scherm. Als radioloog leg je dan uit wat de relevante informatie is die uit de beelden naar voren komt.
Bij tumoren gaat het vaak over de vraag in hoeverre de kwaadaardige afwijking is doorgegroeid in omliggende weefsels of organen en of er uitzaaiingen, zogeheten metastasen, zichtbaar zijn. Bij uitzaaiingen in het bot bijvoorbeeld is het belangrijk om aan te geven of er een risico bestaat op het ontstaan van breuken. Als radiologen vergelijken we de nieuwe beelden ook altijd met beelden van voorgaande onderzoeken als die er zijn. Soms is het immers best lastig om aan te geven of bijvoorbeeld een kleine afwijking in de long als metastase moet worden geduid of als bijvoorbeeld een oud litteken na een ontsteking. Als er dan eerdere beelden zijn kan het helpen om deze vraag goed te beantwoorden.
Ook letten we op de nieren en kijken we of er een normale afvloed is van de urine richting de blaas. Als een patiënt bijvoorbeeld chemotherapie krijgt en er is geen goede doorstroming van de nieren naar de blaas kan dit leiden tot nierschade.
Vervolgens discussiëren we over de verschillende behandelmogelijkheden: een operatie of eerst chemotherapie en dan later een operatie. Het kan ook zijn dat moet worden vastgesteld dat een operatie niet meer zinvol lijkt vanwege het bestaan van meerdere uitzaaiingen. Als patiënt is het –denk ik– goed te weten dat deze besprekingen plaatshebben. We proberen ons altijd te realiseren wat een enorme inpact het heeft als een patiënt wordt geconfronteerd met een kwaadaardige ziekte. Ik hoop dat het vertrouwen geeft te weten dat er veel mensen meedenken om te zoeken naar de beste behandeling.
Artsen en zorgverleners over hun werk. Vandaag dr. P. J. Fahner, radioloog