Breng een ”tijd om te zwijgen” door alvorens te spreken
De roep om duidelijkheid in lastige kwesties klinkt steeds luider en is aantrekkelijk. Je kunt dan versimpelen tot voor of tegen. Demonstraties van standpunten vinden op het Malieveld plaats, maar lopen we op het kerkplein ook niet dat gevaar?
Er is een tijd om te zwijgen en er is een tijd om te spreken (Prediker 3:7). Daarbij gaat het niet alleen om een afwisseling van tijden, maar naar mijn overtuiging ook om een orde in de tijd. De orde van zwijgen en spreken. Deze wijsheid vraagt dan aan ons dat we, vóórdat we spreken en bepaalde standpunten verkondigen, nagaan of we en hoe we een ”tijd om te zwijgen” doorgebracht hebben. Daarom een kort pleidooi voor het zwijgen als de bron voor ons spreken.
Onlangs reikte een collega in een gesprek me enkele werken aan van Romano Guardini (1885-1968). Deze Duitse rooms-katholieke priester gaf me eerlijk gezegd de woorden om te zeggen wat me de achterliggende maanden bezig heeft gehouden, toen we kennis konden nemen van allerlei standpunten inzake kwesties als vrouw en ambt of schepping en evolutie. Maar deze twee onderwerpen kunnen uitgebreid worden met vele andere. „Het gepaste woord bevrijdt. Maar het moet het goede zijn, en het moet in de juiste verhouding staan tot het zwijgen… Het zwijgen is de bron van het spreken. Men hoort aan ons spreken, of het uit de stilte komt of niet (…). In het zwijgen stroomt het leven binnen, hoopt zich kracht op, wordt het inwendige klaar, groeien gedachten en gevoelens tot hun zuiverste vorm (…). Alleen wie goed zwijgen kan, kan goed spreken.”
Slappe houding
Laat ik eerst zeggen dat het niet gaat om verzwijgen of een stilzwijgen vanuit een slappe houding, omdat we vrezen voor wat een ander van ons vindt. Dat dit een reële verzoeking is, merkte ik ook toen ik mijn gedachten prijsgaf aan het papier, om ze publiek ter overweging te geven. Wel kun je zwijgen in liefde, om bijvoorbeeld te verdragen wat ten diepste ondraagbaar voor je is. Maar mijn gedachten gaan een andere kant op. Het gaat om een zwijgen voor Gods aangezicht. De stilte van het zwijgen waarin we de hand op de mond leggen voor God, onze geest afgesteld wordt op het ontvangen en op een zwijgend spreken tot Hem.
Daarom een pleidooi om te zwijgen voor Gods aangezicht als we in aanraking komen met opvattingen die ons willen dwingen te kiezen in een soort ”nu of nooit”, waarbij aankruisen of je voor of tegen bent het enige is wat je toegestaan wordt. Dat zwijgen ontstaat als de woorden ons gaan ontbreken in verwondering of verbijstering, vanuit het besef dat óns de wijsheid ontbreekt. Een dergelijk pleidooi om eerst nog eens even te zwijgen, hoorde ik in een column van prof. Marc de Vries (RD 8-11) met betrekking tot allerlei theologische gedachtenexperimenten inzake de verhouding tussen het model van de wetenschap voor het omgaan met de natuur (evolutiemodel) en het christelijk belijden inzake de schepping en de Schepper.
Ereplaats
Waaraan zal te merken zijn dat we eerst het zwijgen beoefend hebben voordat we spreken? Dat we niet kunnen discussiëren over twee of drie Bijbelteksten zonder deze samen te laten klinken met andere gegevens uit de Schrift. Als je overtuigd bent, op grond van de aanwijzingen vanuit het Woord, dat bijvoorbeeld aan de vrouw het gezaghebbend spreken in de gemeente niet toekomt, dan nóg dienen we in ons zwijgen te overdenken óf en hóe wij recht gedaan hebben aan bijvoorbeeld het Bijbelse spreken over mannelijk en vrouwelijk en aan de ereplaats die een vrouw op allerlei plaatsen in de Schrift krijgt. Datzelfde geldt trouwens als je een tegengestelde mening bent toegedaan.
Verschillende gedachtelijnen
Verder spreek je vanuit het zwijgen in het besef dat alles wat je als ”fout” ziet bij de ander jou bepaalt bij je eigen gebreken. Het gaat om eerlijkheid in dergelijke discussies en om het stil worden voor God, met de erkenning van ons zondig verstoren van Gods wijze bedoelingen met de schepping van ”mannelijk en vrouwelijk”, om aan ieder een eigen, volwaardige plaats te geven. Het zwijgen waaruit spreken geboren wordt, bewaart voor een houding van: „O God, ik dank u dat ik niet ben als…” In het zwijgen krijg je oog voor de complexiteit, om recht te doen aan de verschillende gedachtelijnen, om deze voorzichtig te wegen en concreet te erkennen dat ons kennen ten dele is. Het is niet per definitie vaagheid als je erkent dat op bepaalde punten er ruimte is voor een niet-weten.
Verdriet en verontwaardiging liggen dicht bij elkaar en soms door elkaar heen. Maar als wij ervan overtuigd zijn dat een bepaalde weg een dwaalweg is, betrachten we de waarheid dan in liefde? Zijn we zelf alle dwalingen te boven en hebben we dus de rechtvaardiging van de goddeloze eigenlijk niet meer nodig? Stof genoeg om te zwijgen voor Gods aangezicht en daarna pas te spreken. Daarom een pleidooi om eerst (langer?) te zwijgen in onze binnenkamer, voordat we publiekelijk te grote woorden spreken.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.