Opinie

Heb als hulpverlener oog voor waardigheid van armen

Armen lijden niet het meest onder hun armoede, maar onder de aantasting van hun waardigheid. Hulpverleners richten zich conform de regels op het versterken van financiële posities, zonder aandacht voor de mens.

Jaswina Bihari-Elahi
28 October 2019 10:56Gewijzigd op 17 November 2020 06:46
De zogenoemde zelfstandige armen weten zich te redden met een minimuminkomen of zelfs minder. Ze vallen niet op als ‘arm’ te midden van winkelend publiek. beeld ANP, Robin Utrecht
De zogenoemde zelfstandige armen weten zich te redden met een minimuminkomen of zelfs minder. Ze vallen niet op als ‘arm’ te midden van winkelend publiek. beeld ANP, Robin Utrecht

„Mijn man liet mij achter met hoge schulden en kleine kinderen. Toen mijn zus de kleren van haar kinderen aan mij gaf, om mij te helpen, realiseerde ik mij dat ik niet meer gewoon haar zus was, maar haar „arme” zus was geworden. Maar ik nam het aan. Het was tenslotte voor de kinderen en ik kon de kleren goed gebruiken”, aldus Fatima (47 jaar).

In het Haagse Laak, een stadsdeel met een hoger armoedecijfer dan elders in de stad, onderzocht innolab Laak Vitaal hoe arme mensen hun situatie ervaren.

De meest vanzelfsprekende verondersteling van instanties die armen helpen, is dat iedereen een baan moet hebben. Daarnaast zijn er tal van kortingen en toeslagen om uit de schulden te blijven of te komen. Dit zijn financiële instrumenten om de burger in staat te stellen (weer) mee te doen in de samenleving, waarin werken, presteren en consumeren de dominante normen zijn. Het overheidsbeleid ondersteunt deze normen. En hier gaat het eigenlijk al mis. Want hiermee worden de rollen binnen een normatieve leefstijl vastgelegd.

Niet iedereen kan echter aan de eisen van de verwachte leefstijl voldoen. Je kunt iemand aan een baan helpen, maar als die persoon een geestesziekte heeft, is het moeilijk om ‘normaal’ op een werkplek te functioneren en om de baan vast te houden. Of als iemand een financiële toelage krijgt, maar hij of zij is verslaafd of kan niet met geld omgaan, dan maakt die toelage weinig verschil voor de armoedesituatie. Het beleid houdt kortom geen rekening met de oorzaken van armoede.

Verschillen

In ons onderzoek in Laak signaleerden wij drie categorieën armen. De eerste categorie, de zelfstandige armen, weet zich te redden met een minimuminkomen of zelfs met minder. Zij leeft zuinig, gaat weinig op vakantie en houdt de aanbiedingen in de reclamefolders in de gaten. Sommigen lukt het zelfs om op die manier te sparen. Deze zelfstandige armen vallen niet op als ‘arm’ en maken weinig gebruik van de financiële dienstverlening. In hun leefstijl spelen trots en onafhankelijkheid een grote rol.

De zichtbare armen vormen een tweede categorie: voor hen werkt het socialezekerheidsstelsel niet als een vangnet. Zij ‘vallen’ erdoorheen. Ze kunnen niet goed met geld omgaan, zijn vaak verslaafd, krijgen boetes voor overtredingen, zijn soms betrokken bij criminele activiteiten, hebben psychische problemen of een combinatie van deze zaken. Hierdoor is de financiële tegemoetkoming of ondersteuning niet effectief. Deze groep valt meer op in de samenleving.

Categorie drie, de rechteloze armen, bestaat uit mensen die geen rechten hebben, zoals illegalen en mensen zonder papieren.

Ondanks de verschillen die er tussen deze drie categorieën zijn, valt op dat allen zich in hun waardigheid aangetast voelen, wanneer zij met hulpverleners te maken krijgen. Zo’n situatie ervaren zij als vernederend.

Alleen al het feit dat armen als ”hulpvrager” bij hulpverleners moeten aankloppen, leidt tot een ongelijke relatie. Hun hulpbehoevendheid maakt hen extra kwetsbaar in de bejegening. Hulpverleners zijn namelijk uitvoerders van het voorgeschreven beleid om armoede te bestrijden. Ze komen daarom vaak over als drammerige ambtenaren die niet de moeite nemen om te luisteren.

De armen die bij ons onderzoek betrokken waren, noemden verschillende vormen van aantasting van hun waardigheid door de hulpverlening: verlies van onafhankelijkheid; behandeld worden als arm, minder en dom; rekenschap af moeten leggen; van het kastje naar de muur gestuurd worden; onbetrouwbaar geacht worden; een inferieure arbeidscapaciteit hebben.

De hulpverleners bleken zich hier niet van bewust te zijn. Zij willen de mensen die zij voor zich hebben, helpen om financieel sterker te worden, maar erkennen ook dat zij soms het gevoel hebben vooral „controles” uit te voeren. De bureaucratische regels, procedures en protocollen verhinderen hen vaak om de juiste hulp te bieden.

Beroepstrots

Toch kunnen hulpverleners wel degelijk arme mensen helpen hun waardigheid te behouden. Door hen niet te behandelen als een (beleids-)object, maar als een subject, een mens met emoties en gevoelens. Zij moeten daarnaast het subject als doel zien en dus niet het beleid. Tevens moeten zij zorgdragen voor gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en zelfbeschikking in het contact met armen die hulp nodig hebben.

Deze drie punten vormen de kern van de menselijke waardigheid. Ze vormen vanouds ook de basis voor de grondhouding van sociaal werkers. Daarom moeten hulpverleners hun beroepstrots herpakken. Maar zolang het armoedebeleid slechts vanuit financieel oogpunt benaderd wordt, wordt in de interactie tussen hulpverlener en hulpvrager aan de waardigheid van de hulpvrager onvoldoende recht gedaan.

De auteur is onderzoeker bij het Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen en docent Social Work aan De Haagse Hogeschool. Bron: www.socialevraagstukken.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer