„Wachten tot de kust veilig is”
Hagelwitte stranden, azuurblauwe zee, luxe hotels en enorme cruiseschepen. Achter de toeristische façade van Curaçao gaat een duistere wereld schuil. Op het Antilliaanse eiland lijkt iedereen betrokken bij de cocaïnesmokkel. Terwijl Nederland in rep en roer is over de toevloed aan drugskoeriers maakt men zich op Curaçao niet druk. Het is slikken of armoe. Deel 2 in een serie: op de kustwachtboot.
De pontjesbrug in de Annabaai hoeft niet zo ver open voor de P-1, een van de patrouilleboten van de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Even een groet aan de gouverneur en dan snel linksaf de zee op. Al gauw spatten de golven over het stuurhuis heen.
Aan boord van de patrouilleboot zijn zes mensen, allen Antillianen. Ze gaan voor een tocht van een uurtje of zes het water op. Kogelvrije vesten en pistolen zijn binnen handbereik. Helemaal zonder gevaar is het vangen van coke niet. Er is wel eens op de beambten geschoten. Ook let de kustwacht op milieuovertredingen, controleert ze schepen en helpt ze bij reddingsacties. Dat alles binnen de 12-mijlszone.
Bij een ruwe zee is stilstaan aan dek vrijwel uitgesloten. Zelfs in de stuurhut is het moeilijk om overeind te blijven. Speciaal agent Franklin Calmero, door de Antilliaanse douane voor enkele jaren uitgeleend aan de kustwacht, wijst op een vissersbootje dat danst op de golven. „Als zij iets verdachts zien, waarschuwen ze ons.”
Curaçao is een populaire aanlandingsplaats voor de Zuid-Amerikaanse cocaïne. Met snelle boten, zogenaamde ”go fasts”, komt de drugs vanuit bijvoorbeeld Venezuela, dat op maar 80 kilometer ligt. Dat betekent een uur tot anderhalf uur stampen op de golven en aanlanden in een van de vele baaien van het Antilliaanse eiland. Waar natuurlijk de handlangers van de drugsbazen klaarstaan. Overdag en ’s nachts.
In een open ”go fast” gaat tussen de 500 en de 1000 kilo cocaïne. Al worden de drugsbazen slimmer. „Ze sturen liever vijf boten met 200 kilo dan één met 1000. Beetje risicospreiding”, zegt Calmero. De snelle boot heeft twee of vier zware buitenboordmotoren en raast als een kogel over het water. Dat het een lucratieve route is, bewijzen de cijfers. In 1999 werd bijna 1500 kilo cocaïne op zee onderschept, in 2000 bijna 1800 en vorig jaar ruim 4600.
Afgezet tegen een totale productie van 800.000 kilo is de vangst maar het topje van de ijsberg. Of Calmero daar niet moedeloos van wordt? „Ach, als we er niet waren hadden ze het nog makkelijker.” De kustwacht -een organisatie van 160 mensen- werkt nauw samen met de Amerikanen, de cowboys van de zee. De relatie kan niet meer stuk sinds de Amerikanen op Curaçao en Aruba steunpunten in de strijd tegen drugs vestigden, zogenaamde Forward Operation Locations (FOL’s). De Amerikanen belonen de eilanden voor hun aanwezigheid: de internationale vliegvelden worden door hen opgeknapt.
Aanlanden met drugs op Curaçao moet op de zuidkust, de noordkant is veel te ruig. Maar dan blijft er nog bijna 80 kilometer aan stranden, inhammen, haventjes en donkere rotspartijen over. De kustwacht speelt 24 uur per dag een kat-en-muisspel met de drugsbazen. Calmero: „Wij houden hen in de gaten, zij houden ons in de gaten. Ze wachten letterlijk tot de kust veilig is.”
De P-1 dobbert door het Spaanse Water, de goudkust van Curaçao. Huizen van 1,5 miljoen dollar zijn hier eerder regel dan uitzondering. Allemaal met een eigen bootje. In de baai liggen vissersscheepjes en luxe jachten. Daar kan ook heel wat coke in. Het gaat een beetje loom vandaag, moet ook Franklin Calmero toegeven. „Boten traceren, achtervolgen en uiteindelijk pakken, dat vinden de jongens het mooiste.”
Vrijdag deel 3: In de wijk Fuik.