Column (ds. J. Belder): We moeten beter naar vogels luisteren
Iemand roept in de stilte van de vallende avond zijn naam. Koe-koek, koe-koek, koe-koek. ’s Morgens zingt in alle vroegte onder het slaapkamerraam een man met heldere, krachtige stem zijn liefdeslied. Of is het een strijdlied? Een oorlogsverklaring aan ongewenste indringers in zijn territorium? De merelheren moeten duidelijk strijden om de gunst van de dames. Tot voor kort gold dat de vrouwen zwegen als de mannen zongen. Een onderzoekster beweert nu dat dit niet klopt. Feminisme en emancipatie dringen ook de vogelwereld binnen.
De merelman maalt er niet om. Hij zingt door met eindeloos lange adem en werkt toonladder na toonladder af. Gaandeweg gaan er steeds meer snavels los. Tonen en klanken rollen over en slaan door elkaar, aanzwellend tot een veelstemmige symfonie. Een aubade vanaf dakvorst en boomtak en uit groene schuilhoek. Bij de nadering van een ravenechtpaar verlaat de merelman al scheldend zijn hoge positie. De raven antwoorden met schorre dreigementen en houden het al snel voor gezien. De gouden keeltjes zwijgen tot alle dreiging geweken is. Het valt niet mee ieder vogellied aan de juiste zanger te koppelen. Zeker niet als je bij de neus genomen wordt door spreeuwen, met hun imitatietalent.
Er wordt beweerd dat de helft van de ruim 10.000 vogelsoorten toonkunstenaar is. Verrassend welk een toonzuiver, krachtig geluid er uit heel kleine verenlijfjes komt, zoals die van roodborst, winterkoning en mees. Laatstgenoemde zangers zijn in onze buurt nog niet massaal ten prooi gevallen aan glyfosaatwormen of aan het straffe gif waarmee menig particulier zijn buxus van de gevreesde rupsen probeert te ontdoen.
Dichtbij slaat een specht de trom. Zo nu en dan verschijnt de timmerman in zijn bonte verenpak in onze tuin om snel een hap uit de pot met gedroogde meelwormen te nemen. Wellicht staat er in de holte van een nabijgelegen boom een wieg.
Dichters, schilders en musici zijn de eeuwen door geïnspireerd door de ”vogelen des hemels” (Matth. 6:26). Schepselen die graag onze onderwijzers zijn, weet Job (12:7), om liefde, eerbied en bewondering voor onze Maker te wekken en te versterken.
Johannes waarschuwt in de Apocalyps dat de vogels zich in Gods oordeel ook tegen ons kunnen keren (Openbaring 19:17-18). Misschien toch maar wat meer en beter naar ze luisteren, net als de middeleeuwse monnik Franciscus van Assisi, die niet alleen luisterde, maar ook met ze sprak. Hij zag overal God in. Misschien zien wij wel te weinig overal God in.