Erdogan verdedigt ‘deportatie’ Armeniërs
De Turkse president Erdogan is fel uitgevaren tegen Frankrijk over de erkenning van de Armeense genocide die in het toenmalige Ottomaanse Rijk op 24 april 1915 begon. Frankrijk heeft dit jaar voor het eerst 24 april als een officiële gedenkdag voor de volkerenmoord benoemd.
Erdogan herhaalde in een toespraak het Turkse standpunt dat die volkerenmoord nooit heeft plaatsgehad. Het was in de oorlog die woedde een deportatie van de vijandige „Armeense bendes” en hun achterban en „in die tijd een zinnige maatregel”, aldus Erdogan. Hij herinnerde eraan dat Frankrijk „dat onrust stookt en anderen de les wil lezen” zelf de dood van miljoenen Algerijnen op haar geweten heeft (1954-1962).
Een poging Armeniërs in het Ottomaanse Rijk uit te roeien begon in april 1915 met als dekmantel de Eerste Wereldoorlog, zo stelt de Armeense bevolking. Het rijk had in de oorlog partij gekozen tegen onder meer Rusland, dat aan het front in het noordoosten van het huidige Turkije op Armeniërs als bondgenoten kon rekenen. Voorts groeide in Istanbul (de toenmalige hoofdstad) het idee dat een etnisch puur Turkse staat de plaats moest innemen van al die volkeren in het Ottomaanse Rijk.
De destijds machtigste figuren in Istanbul, de ministers Talaat Pasha, Enver Pasha en Djemal Pasha, gelden als het kwade brein achter de gruwelen. Van de Armeniërs in het rijk, in 1913 ergens tussen de 1,3 en 2 miljoen mensen, is volgens verschillende bronnen een kwart tot driekwart omgekomen. Armeniërs spreken van 1,5 miljoen doden. De Turkse republiek die in 1923 is uitgeroepen, spreekt van 300.000 doden onder de Armeniërs.