Opinie

Koester harmoniemodel nu loonontwikkeling onder druk staat

Om de duurder geworden boodschappen, energie en zorg te kunnen betalen, moet ons inkomen meestijgen. Helaas zien we dat nauwelijks op ons loonstrookje terug. Waarom lukt het werknemers niet om meer salaris af te spreken? Is het poldermodel uitgewerkt?

Jan Schreuders
12 April 2019 09:51Gewijzigd op 17 November 2020 05:49
Juist nu moeten werkgevers en werknemers een gezamenlijk antwoord vinden. Niet via stakingen, maar via het harmoniemodel. Foto: medewerkers van Shell tijdens een manifestatie voor de raffinaderij in Moerdijk, in april, nadat Shell een ultimatum van FNV en
Juist nu moeten werkgevers en werknemers een gezamenlijk antwoord vinden. Niet via stakingen, maar via het harmoniemodel. Foto: medewerkers van Shell tijdens een manifestatie voor de raffinaderij in Moerdijk, in april, nadat Shell een ultimatum van FNV en

Sinds het akkoord van Wassenaar (1982), ”the finest hour” van het overlegmodel tussen werkgevers en werknemers, hebben de werknemers ondanks al dat polderen alleen maar ingeleverd: de ontmanteling van de WAO, het ombouwen van de VUT (de ultieme regeling voor zware beroepen!) naar prepensioen (dat vervolgens weer werd afgeschaft), de verhoging van de AOW-leeftijd, de uitkleding van de WW, en ga zo maar door.

Toch is het poldermodel niet uitgewerkt. Sterker nog: ik ben ervan overtuigd dat het traditionele overlegmodel meer dan ooit nodig is. Op zoveel terreinen staan we op een breukvlak. Denk aan de betaalbaarheid van onze oudedagsvoorziening, de digitalisering van de (platform)economie, de energietransitie, de arbeidsmigranten, de handelsoorlogen. Juist nu moeten werkgevers en werknemers een gezamenlijk antwoord vinden. Niet via de weg van spierballen (stakingen), maar met een besef dat werkgevers en werknemers elkaar nodig hebben. Bij de RMU noemen we dat het harmoniemodel. Dat verkiezen wij boven het conflictmodel.

Maar waarom stijgen de lonen, ondanks de bloeiende economie en de toenemende personeelstekorten, nauwelijks mee? Bijna overal zitten ze te springen om vakkundig personeel. Honderdduizenden Polen komen jaarlijks in Nederland werken omdat wij de vacatures niet kunnen vervullen! Omdat het personeel schaars is en de vraag groot, zou de prijs van arbeid toch flink moeten stijgen? Waarom slagen werknemers er dan niet in deze situatie te verzilveren in hogere salarissen? Faalt het poldermodel hier en verliezen de werknemers?

Draagvlak

Sommigen wijzen in dit verband op de dalende ledenaantallen van de vakbonden. Zijn de vakbonden, die de werknemers moeten vertegenwoordigen, nog wel voldoende representatief? Zijn ze nog wel sterk genoeg om aan de onderhandelingstafel een hogere loonontwikkeling af te dwingen? En wat te denken van werkgevers die de vakbonden gewoon links laten liggen (bijvoorbeeld Jumbo en Action) en met hun eigen ondernemingsraad een soort collectieve arbeidsovereenkomst (cao) sluiten? Dat is zorgwekkend.

Zeker, de ledenaantallen van vakbonden dalen, maar ik zou toch absoluut niet willen stellen dat het achterblijven van de loonontwikkeling te wijten is aan het haperen van het poldermodel. Uiteindelijk gaat het toch altijd om goede en reële afspraken die kunnen rekenen op draagvlak? Daar zijn werkgevers net zo mee gediend als met kostenbeheersing. Het overlegmodel blijft keihard nodig. Vakorganisaties ook.

En nu we het toch over goede afspraken hebben: een goede cao is natuurlijk veel meer dan een percentage aan loonsverhoging. Het gaat altijd om een heel pakket arbeidsvoorwaarden, waar de loonstijging een onderdeel van is.

Toch is er meer aan de hand. Om te beginnen, doe ik een forse uitspraak: Is arbeid niet aan de verliezende hand? Al tientallen jaren zien we dat arbeid steeds minder inkomen oplevert. Een steeds groter deel van de bedrijfswinsten vloeit naar de productiefactor kapitaal in plaats van naar salarissen. Denk aan investeringen in innovatie, digitalisering, technologie. Robots die het werk van mensen overnemen. En hoe groter de geldstromen richting het kapitaal, hoe minder er overblijft voor de werknemers.

Dit wordt versterkt door de mondialisering en internationalisering. Is de productie elders in de wereld goedkoper of liggen de lonen elders lager, dan wordt de productie zomaar verplaatst. Terwijl we in eigen land ook moeten dealen met goedkopere arbeidskrachten uit andere EU-landen.

Flexwerkers

Een andere ontwikkeling is de flexibilisering van arbeid. In Europa zijn we niet alleen kampioen parttime werken (in Nederland werkt 51 procent parttime), ook hebben we inmiddels ruim een miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Laatstgenoemden zijn concurrenten geworden van mensen in loondienst: door fiscale voordelen kunnen zzp’ers zich goedkoper aanbieden.

Het zou mij niet verbazen als de toename van flexwerkers de loonontwikkeling van vaste krachten afremt. Aan de cao-tafels staan de flexibilisering van arbeid en het platformwerken niet voor niets hoog op de agenda, naast de loonontwikkeling. Aan alle kanten wordt er aan de fundamenten van de arbeidsmarkt geschud. De krimpende vakbonden, het feit dat arbeid het verliest van kapitaal, de flexibilisering van de arbeidsmarkt: ze zorgen ervoor dat de lonen maar niet stijgen. Werkgevers en werknemers moeten elkaar serieus blijven nemen: ze kunnen niet zonder elkaar. Het poldermodel, de strijd voor harmonie, is meer dan ooit nodig.

De auteur is manager dienstverlening en coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer