Rubriek Ter plekke: Veluws vakantieoord
Op 12 mei 1951 was het dan zover. In Doornspijk, op landgoed De Haere, opende de bekendste dichteres van Nederland, Henriette Roland Holst, een vakantieoord voor de arme stadsjeugd. Een zak geld –verjaardagscadeau van de overheid voor haar tachtigste verjaardag– had ze daarvoor bestemd.
Het Henriette Roland Holst-oord maakte nogal wat los bij kerken in de omtrek. De hervormde predikant ds. J. R. Cuperus uit Doornspijk zwengelde het verzet aan tegen gezamenlijke vakanties voor jongens en meisjes en tegen theatervoorstellingen op het terrein. In een protestbrief stond: „De beginselen onzer Zondagsviering, onzer samenleving tussen de geslachten, onze waardering voor de cultuur en de onverkorte en onverminkte belijdenis, staan zo diametraal tegenover de uwe, dat geen harmonische samenleving tussen de stichting en de bevolking mogelijk is.” Ds. J. J. Buskes, voorstander van het jeugdhotel, voorzag de toepassing: „De Veluwe kennend, vrees ik overigens, dat de zwakke pogingen van mijn collega wel eens achtervolgd konden worden met een aantal zwaar orthodoxe stenen door de goddeloze ruiten van het huis De Haere.”
De naam van de dichteres die aan het oord was verbonden, was voor ds. Cuperus geen geruststelling. Roland Holst was namelijk uitgesproken socialistisch. In orthodox-kerkelijke kring werd haar uitspraak bekend dat „deugd en ondeugd stuivertje hebben gewisseld.” Volgens haar hielpen christelijke waarden als ootmoed en nederigheid het kapitalisme vooruit. Voor socialisten waren dat dus ondeugden.
Op latere leeftijd keerde Roland Holst terug naar het christendom. Wel bleef ze een diep verlangen koesteren naar een socialistisch samenlevingsideaal. Ze bad en las de Bijbel, maar werd nooit kerkelijk. De meer vrijzinnig hervormden begroetten haar ‘bekering’ met vreugde. Predikanten lardeerden hun preken met haar dichtregels. Desondanks bleven Buskes en ook theoloog K. H. Miskotte kritisch. Dat louter natuurlijke krachten een rechtvaardige wereld kunnen teweegbrengen, was voor de laatste een miskenning van Gods handelen. Hij proefde bij Roland Holst wel een verlangen naar de Messias, maar geen Bijbelse verwáchting. Gods Koninkrijk is al gekomen en een christen verwacht het moment dat het Koninkrijk geheel en al doorbreekt. Wel vond hij haar poëzie veel geloof ademen, zolang je die las vanuit dat oogpunt:
„Uw straling schonkt ge mij, uw kern nog niet / Eén gave onthield ge mij nog en ik derf / z’ al nooder. Daarom vraag ik: eer ik sterf / geef me, al mocht het ook slechts éénmaal zijn / mij te zonne’ in den glans van uw aanschijn. / Doorscheur ’t gezicht eener alomme Tegenwoordigheid, / éénmaal voor mij ‘t weefsel van ruimte en tijd. / Maar zoo ’k dit beleven niet waardig ben, / laat dan aan d’ overzij der diepe wateren, / mijn wezen, als een pijl gericht / toevliegen, recht op uw Onmeetlijk Licht.”
Het jeugdhotel in Doornspijk ging al in 1953 failliet. Daar kwam geen stenengooier aan te pas. De in 1952 overleden Roland Holst had geen erfenis nagelaten om het faillissement af te kunnen wenden. Blijft alleen nog haar lyrisch nalatenschap over. En die is, los van de Doornspijkse twist, prachtig.