Stem overgang naar duurzame energie af op bebouwing
Het lijkt wel alsof de hele transitie naar duurzame energie direct uitgevoerd moet worden. Met alle kosten van dien. Beter is het om deze overgang af te stemmen op de manier waarop de bebouwde omgeving is ingericht.
De politiek is in paniek. We moeten van het gas af, daar zijn we allemaal van overtuigd. We hebben bijna een Klimaatakkoord om dat te regelen, maar de politieke ondertekening van dat akkoord is lastig. Belangrijke reden zijn de kosten. De energietransitie is een dure operatie en de grote vraag is wie dat gaat betalen. Uiteindelijk moet dit merendeels door de burgers worden opgebracht. En dit is politiek gezien een lastig punt, dat niet alleen bij het Rijk maar ook op gemeentelijk niveau soms tot verwoede debatten leidt. De grote vraag is hoe we de energietransitie nu echt vorm gaan geven en hoe we echt van het gas af raken.
Snelheid
Wat me in de hele discussie verbaast, is dat het lijkt alsof we de hele transitie in één keer moeten uitvoeren. Dat we overal tegelijk aan de slag moeten. Natuurlijk moeten we ons gasverbruik fors reduceren en het Groningse gas laten voor wat het is, maar dat is wat mij betreft niet de discussie. Net als het onze plicht is om de CO2-uitstoot te verminderen. We zijn rentmeester over de schepping en kunnen en mogen niet ongelimiteerd doen wat ons goed dunkt. Maar de snelheid waarmee alles nu lijkt te moeten gebeuren, verbaast me en leidt zelfs tot politieke paniek.
Wat ik me afvraag is waarom we in de aanpak nauwelijks onderscheid maken in de manier waarop onze bebouwde omgeving is ingericht? In het stedelijke gebied hebben we grofweg te maken met bestaande bouw, nieuwbouw en de grotere warmtevragers.
De nieuwbouw staat niet zozeer ter discussie; daarvan is al afgesproken dat deze gasloos wordt gerealiseerd, en dat kan ook. Voorbeelden met duurzame warmtenetten laten dat zien en daar leren we ook van.
Isoleren
De grootste uitdaging ligt in de bestaande bouw. Daar hebben we te maken met verschillende bouwstijlen en bouwjaren, elk met z’n eigen karakteristieken en uitdagingen. De grote uitdaging hier is om tot de juiste verhouding te komen als het gaat om isoleren en verwarmen. Duurzame warmte is vaak lager van temperatuur dan de warmte uit onze huidige gasketels, dus moeten we isoleren en de ruimteverwarming aanpassen. En daar wringt de financiële schoen.
Laten we de tijd nemen om deze problematiek goed te doordenken en oplossingen te vinden. Want naast de nieuwbouw die relatief gemakkelijk naar duurzame warmte kan, hebben we nóg een interessante categorie binnen de stedelijke omgeving: de grotere warmtevragers zoals scholen, verzorgingstehuizen en zwembaden. Een gemiddeld overdekt zwembad gebruikt al gauw 200.000 m3 gas per jaar, en ook bij scholen is een jaarlijks verbruik van 100.000 m3 geen uitzondering. Terwijl we deze objecten eenvoudig gasloos kunnen verwarmen door gebruik te maken van warmte uit water in de omgeving.
Prachtige voorbeelden van deze techniek, genaamd aquathermie, vinden we al in Raalte, Urk, Wezep, Velsen, Groningen, Goes, Wageningen en De Bilt, waar zwembaden, scholen en appartementencomplexen volledig gasloos worden verwarmd met warmte uit water.
Het bijkomende voordeel is dat de relatief zware claim die deze grotere warmtevragers veelal op het warmtenet leggen, hiermee komt te vervallen. Want door zelfvoorzienend te zijn, blijft de collectieve warmte ook collectief beschikbaar voor de bestaande bouw. En dat maakt die complexe opgave wellicht een stukje eenvoudiger.
Warmtebron
Eind vorige jaar hebben we met acht reformatorische scholen uit het voortgezet onderwijs en Driestar Educatief nagedacht over de verduurzaming van de schoolgebouwen. Deze scholen hebben in een duurzaamheidsmanifest onder andere aangegeven de energieafhankelijkheid te willen verkleinen.
Voor de warmtevoorziening kan dat relatief eenvoudig. Samen hebben deze scholenorganisaties zo’n 35 panden in beheer of gebruik. Uit een snelle screening blijkt dat minstens tien scholen binnen een kilometer van een warmtebron liggen. De warmtebronnen zijn in dit geval leidingen, gemalen of zuiveringen van de waterschappen. Omdat 10 van de 35 scholen al bij zo’n warmtebron liggen, zouden we alleen daar al jaarlijks zomaar 1 miljoen m3 gas kunnen besparen. Dat is het gasverbruik van ongeveer 700 bestaande woningen.
Een landelijke studie laat zien dat alleen al bij de warmtebronnen 56 petajoule (PJ) aan warmte (technisch) gewonnen en economisch benut kan worden. Dat is 15 procent van de warmtevraag van onze huizen en kantoren. Met 56 PJ kunnen we zo’n 1,6 miljoen bestaande woningen verwarmen en ruim 3 miljoen nieuwbouwwoningen.
Vandaar mijn pleidooi om in de energietransitie onderscheid te maken in drie sporen: nieuwbouw, bestaande bouw en grote warmtevragers. Nieuwbouwwijken kunnen en moeten gasloos. Onze bebouwde omgeving bevat zoveel warmte dat de grotere warmtevragers deze goed en efficiënt kunnen benutten en daarmee bijdragen aan een forse gas- en CO2 reductie. Als we hier nu mee aan de slag gaan, kunnen we invulling geven aan ons rentmeesterschap en kunnen we ook ervaringen opdoen om de bestaande woningen op een verantwoorde manier en in het juiste tempo te verduurzamen.
De auteur is manager Aquathermie en Omgevingswarmte bij Syntraal bv.