EU en Syrië eens over samenwerking
Vertegenwoordigers van de Europese Unie en Syrië zijn het dinsdag eens geworden over politieke en economische samenwerking. Over het samenwerkingsverdrag is vijf jaar onderhandeld. De regeringen van de 25 lidstaten en van Syrië en het Europees Parlement moeten nog akkoord gaan.
In het verdrag spreken de EU en Syrië af om binnen twaalf jaar de handelsbarrières weg te nemen. Voor Europese bedrijven wordt het gemakkelijker om in Syrië zaken te doen, en andersom kunnen Syrische bedrijven gemakkelijker de Europese markt op. Het akkoord voorziet ook in regelmatig politiek overleg over terreurbestrijding, immigratie, drugshandel en mensensmokkel.
Eerder sloot de EU al vergelijkbare verdragen met Israël, de Palestijnse Autoriteit, Egypte, Jordanië, Tunesië, Algerije, Libanon en Marokko. Het akkoord met Syrië liet op zich wachten omdat het land weigerde te beloven de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan. Na langdurige onderhandelingen werd uiteindelijk een formulering gevonden waarin beide partijen zich kunnen vinden. Hoe die luidt, lieten ze in het midden.
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft Syrië intussen opnieuw opgeroepen zijn resterende 14.000 militairen uit Libanon terug te trekken. Het is de tweede keer in zes weken dat de raad van Syrië eist dat het zijn troepen weghaalt uit het buurland. De vorige oproep bleef zonder gevolgen.
De unanieme oproep staat in een zogeheten presidentiële verklaring. De twee islamitische landen in de raad, Algerije en Pakistan, gingen met duidelijke tegenzin akkoord. Als zij hadden dwarsgelegen, dan hadden de Verenigde Staten en Frankrijk een resolutie over de kwestie ingediend, die zeker zou zijn aangenomen.
De Algerijnse ambassadeur, Abdallah Baali, protesteerde omdat de Veiligheidsraad in andere conflicten in het Midden-Oosten niet zo vastberaden optreedt. Hij stelde dat de raad Israël moet verplichten zijn troepen terug te trekken uit het gebied Chebaa Farms, in de grensregio van Libanon, Syrië en Israël.
De raad zegt het te betreuren dat de eerdere oproep niets heeft opgeleverd. VN-secretaris-generaal Kofi Annan meldde op 1 oktober dat Syrië geen manschappen had teruggetrokken. Ook de eis dat de regering in Beiroet Libanese en niet-Libanese milities zou ontbinden en ontwapenen, is niet uitgevoerd.
De raad riep Annan ertoe op voortaan elk halfjaar rapport uit te brengen over Syrische troepenaanwezigheid in Libanon. Syrië verzette zich tegen de periodieke rapportage en tekende alvast protest aan tegen iedere mogelijke maatregel van de Veiligheidsraad.
Damascus stelt zich op het standpunt dat de Syrische militairen in Libanon zijn gelegerd in het kader van een bilaterale overeenkomst en Libanon stabieler hebben gemaakt. De Syrische minister van Buitenlandse Zaken Farouk al-Sharaa noemde de jongste verklaring van de Veiligheidsraad dan ook een „onwettige inmenging in de bilaterale betrekkingen tussen twee landen die met elkaar in vrede leven.”
Syrië stuurde in 1976 militairen naar Libanon om een einde te maken aan een burgeroorlog. Zij bleven er gestationeerd in de veertien jaar durende strijd die volgde. Damascus is nu de toonaangevende militaire macht in het land en heeft een doorslaggevende stem in de Libanese politiek.