Een medium ontmaskerd
Titel:
”De klopgeest”
Auteur: Gerrit Komrij
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2001
ISBN 90 234 6244 0
Pagina’s: 240
Prijs: € 18,11. Gerrit Komrij’s nieuwe roman, ”De klopgeest”, heeft een achterflaptekst als een belofte: „Amsterdam, eind negentiende eeuw. Het is de tijd van het opkomend socialisme, van een grenzeloos vertrouwen in de toekomst en van een grote belangstelling voor spiritualiteit. De villa’s in Zuid schieten als paddestoelen uit de grond, terwijl een paar honderd meter verderop de nauwe stegen en straatjes van de binnenstad krioelen van de hoeren, charlatans en potsenmakers.” Wie wil niet een kijkje nemen in deze voorbije wereld?
Deze hooggespannen verwachting wordt nog verder opgeschroefd, als de achterflap van ”De klopgeest” meldt dat deze roman „een heldere, subtiele roman (is) over schijn en werkelijkheid, de geesten van de onderwereld en de geest van de nieuwe tijd, gesitueerd in een van de meest roerige perioden in de vaderlandse geschiedenis.” Maar na het lezen van de roman blijken de kwalificaties van de achterflap nergens op gebaseerd. Komrij’s jongste boek is niet helder of subtiel, gaat nauwelijks over schijn en werkelijkheid. De historische context is er wel, maar omdat de geschiedenis slechts zoiets als een losstaand decorstuk is, maakt al die historische trammelant weinig indruk.
Hoofdpersoon van deze roman is Hector, die zich presenteert als een medium:,Ik doe in geloofsartikelen. (…) De een bezit een suikerplantage in de Oost, de ander een verhuurbedrijf voor rijtuigen, de derde handelt in handschoenen en wollen truien, of in borstels en bezems, en mijn negotie heet geloof. Of liever de lichtgelovigheid van anderen.”
Je kunt de gangen van dit medium op de voet volgen. Hij gaat aan het werk in kamers van rijkeluishuizen. Kennelijk was de behoefte aan spiritualiteit rond 1900 groot, want er liepen -volgens Komrij’s hoofdpersoon- heel wat mediums rond in Amsterdam. De vraag van de rijke broodheren kwam er vaak op neer contact te maken met overledenen, familieleden. Tijdens zo’n zitting van Hector gebeuren er in het halfduister allerlei rare dingen: sommigen uit het publiek voelen plotseling een koude hand, er waait opeens een windvlaag door de kamer en er zijn vreemde klopgeluiden te horen. Ook is de ’geest’ vaak bereid een boodschap door te geven via een griffel en een lei, waarbij het medium dat schrijfgerei vasthoudt en de ’geest’ de bewegingen van zijn hand stuurt.
Onraad
Tijdens de eerste zitting bij een welgesteld gezin in Amsterdam maakt de ’geest’ duidelijk dat hij pas over enkele dagen meer contact wil maken. Tijdens die tweede zitting gaat alles vrij voorspoedig, Hector heeft de ’geest’ zelfs laten noteren dat de familie „zuinig moet zijn op H.”. Die letter wordt door de dankbare vrouw des huizes meteen geïnterpreteerd als initiaal van Hector en daar was het de listige Hector inderdaad om te doen.
Maar plotseling is er onraad, alles loopt mis en mevrouw ontdekt dat ze haar juwelen kwijt is. Er blijkt ingebroken te zijn op de bovenverdieping. Dat betekent het einde van Hectors betrekking:,Ik ben weggejaagd. Smadelijk verstoten uit het huis dat mij zoveel vooruitzichten bood en waarin ik zoveel had geïnvesteerd. Alle woede heeft zich op mij gericht. De heer Bruyningh stampvoette dat het een lieve lust was. Mevrouw Bruyningh wees met gestrekte arm naar de deur, een arm die maar één woord beduidde: „Ga”, en die geen weerwoord duldde. Ik zie haar dikke wijsvinger nog voor me. Ik voel me miserabel.”
Hectors vriend George houdt zich verre van het binnenkamerse gespiritualiseer. Hij wil midden in de maatschappij staan en het liefst die maatschappij hervormen. George is een communist of socialist, verkoopt opruiende krantjes op straat en vindt dat de bezigheden van zijn vriend Hector niet het heil van de mensheid dienen. Om George te overtuigen van het nut van zijn werk als medium, neemt Hector hem een keer mee naar een séance. Maar het wantrouwen van George doet hem al snel inzien dat het bij Hector allemaal boerenbedrog is. Hector heeft gewoon afspraken gemaakt met een dienstbode, zodat het erop lijkt dat hij helderziend is. Om zich toch nog enig figuur te geven, verklapt Hector aan George zijn hele trukendoos en portretteert hij zich achteloos als een bedrieger, die domweg tegemoetkomt aan de wensen van zijn publiek. Zijn rechtvaardiging van zijn bedriegerijen luidt: men wil het toch?
Stroomversnelling
De gebeurtenissen in ”De klopgeest” hangen losjes aan elkaar; een dwingend verband ontbreekt. Tussen verhalende passages door citeert Komrij soms een paar bladzijden uit een geschrift uit de tijd rond 1900. De roman begint ook met iets dergelijks: een fragment uit het werk van Herman Gorter, die rond 1900 sympathie voor het communisme ging ontwikkelen. Niet opmerkelijk natuurlijk dat juist deze Gorter, die uiteindelijk tot de radicaalste communisten zou behoren, de veranderingen rond de eeuwwisseling van grote betekenis achtte: het socialisme en het communisme raakten tegen 1900 in een stroomversnelling in geheel Europa. Die achtergrond speelt dan ook mee in de persoon van George.
Veel lezers vragen zich af wat een schrijver nu eigenlijk bedoeld heeft met zijn boek. Nu kan die vraag altijd afgeketst worden met de opmerking dat je dat nu juist kunt lezen in het desbetreffende boek. Maar bij deze roman van Komrij lost dat niets op. Zijn uitwerking van het thema schijn/werkelijkheid heeft zo bijzonder weinig om het lijf, dat ik werkelijk niet zou weten waar deze hele roman toe dient. Zelfs als vermaak zonder meer voldoet het niet; het is allemaal veel te zeurderig opgeschreven met al die archaïsche woorden en zinswendingen.