Na uitbundige jaren koelt economie in 2019 af
In economisch opzicht lijkt voor 2019 één ding zeker: de groei zal afzwakken. In alle ramingen treffen we die verwachting aan, de voorspelde vertraging tekent zich reeds af. Geen reden overigens om meteen te schrikken, want het hoeft niet te betekenen dat we afstevenen op een echt zware terugval.
Eind vorige eeuw waren er optimisten die dachten dat de ICT-revolutie ervoor zou zorgen dat de conjunctuurgolf, met opgaande en neergaande fasen, tot het verleden behoorde: voortaan een onafgebroken bloei. Inmiddels weten we beter. Het wekt na de uitbundige gang van zaken in de achterliggende tijd dan ook geen verbazing dat er nu een periode aanbreekt van een meer gematigde ontwikkeling.
Die samenvattende aanduiding zouden we kunnen plakken op het beeld dat oprijst uit de vele prognoses waarop we traditioneel bij het naderen van oud en nieuw worden getrakteerd. Sommigen zien er een afvlakking van het groeitempo in naar een niveau dat aansluit bij de mogelijkheden die de economie, in het licht van het beschikbare arbeidspotentieel, op langere termijn biedt.
Fraaie jaren
Enkele fraaie jaren hebben we achter de rug, met 2017 als uitblinker. Het bruto binnenlands product (bbp), de som van wat we met z’n allen verdienen en een maatstaf voor onze welvaart, ging toen in Nederland met 3,2 procent omhoog. Over de voorbije twaalf maanden zal de stijging waarschijnlijk in de buurt van de 2,5 uitkomen. Het verschil geeft aan dat we over de top van de conjunctuurcyclus heen zijn. Het groeicijfer over juli tot en met september onderstreepte dat. In die periode bleef de toename, ten opzichte van de voorafgaande drie maanden, beperkt tot 0,2 procent. Dat was de laagste plus in ruim twee jaar. De twee eerdere kwartaalresultaten in 2018 bedroegen nog achtereenvolgens 0,6 en 0,8 procent.
Vanaf de lente in 2014 noteerden we tot dusver achttien aaneengesloten kwartalen van expansie. Dat is in historisch opzicht best veel. Gegevens op de website van de OESO gaan terug tot 1960. Alleen tussen 1994 en 2001 deden we het in Nederland beter, met maar liefst 32 driemaandstermijnen van gestage groei.
Een kleine, open economie als de onze kent een sterke afhankelijkheid van wat er in de rest van de wereld gebeurt. Daar buigt de trend ook naar beneden af. De soms scherpe koersdalingen van de laatste maanden op de aandelenbeurzen zijn een uiting van het verslechterde klimaat. In Duitsland trad in het derde kwartaal zelfs krimp op. „De hausse is voorbij”, benadrukt het Duitse instituut Ifo. Het heeft de projectie voor 2019 fors aangepast, van 1,9 naar 1,1 procent. De Europese Centrale Bank (ECB) verwacht voor de eurozone als geheel 1,7 procent. President Mario Draghi sprak recent van „toegenomen algemene onzekerheid.”
Voor de Verenigde Staten wordt in de meeste analyses gerekend met eveneens een afkoeling. President Trump heeft de bestedingen aangezwengeld met belastingverlagingen, maar het effect daarvan verdwijnt geleidelijk aan. Zijn aanpak is een uitgelezen voorbeeld van procyclisch beleid: stimuleren terwijl de economie op volle toeren draait. Wat dat betreft opereert de Fed, de centrale bank in de VS, anders. Die heeft sinds 2015 besloten tot een reeks renteverhogingen –de laatste afgelopen woensdag– en die remmen de bedrijvigheid af.
Wat zijn de concrete groeiperspectieven voor Nederland voor 2019? En om die wat sprekender te maken: 1 procent per jaar minder betekent dat er zo’n 7,5 miljard euro minder valt te verdelen. De Nederlandsche Bank (DNB) meldde enkele dagen terug een raming van 1,7 procent. Eerder ging deze instelling uit van 2,2 procent. Het Centraal Planbureau (CPB) verlaagde de prognose van 2,6 naar 2,2 procent. Ook de Rabobank en ABN AMRO zijn somberder geworden. Bij hun rekenmodellen rolt respectievelijk 1,9 en 2,0 uit de bus. De krapte op de arbeidsmarkt houdt aan –geen hogere werkloosheid dus– en vormt een sta-in-de weg voor verdere snelle groei.
De percentages duiden in ieder geval niet op een dramatische inzinking. Daarbij tekenen we wel aan dat de praktijk leert dat in een neerwaartse fase de vooruitzichten nogal eens stap voor stap verder omlaag moeten worden bijgesteld. Maar een echte recessie, met meerdere kwartalen waarin het bbp daalt, zoals tot driemaal toe kort na de financiële crisis van 2008, ligt vooralsnog niet in het verschiet. Of het moet door een calamiteit helemaal misgaan; en die laat zich niet voorspellen.
Risico’s
Risico’s op een sterkere terugslag dan nu wordt voorzien, zijn zeker aanwezig. Zo bestaat nog steeds de dreiging van een escalatie van het handelsconflict tussen de VS en met name China. In Europa kan de situatie rond de begroting en de staatsschuld van Italië reuring veroorzaken. En hoe loopt het af met de brexit? Een forse koerscorrectie op de financiële markten zou de reële economie evenmin onberoerd laten. En dan verder maar hopen dat er geen grote internationale conflicten uitbreken.
We gaan naar een versobering van de groei. Er wacht weliswaar geen jaar van minder welvaart, maar wel van een kleinere toename ervan, van minder meer.