Duizend mussen uit een orgel
Ooit leidde hij, als invaller voor ds. Van Pagée, een dienst voor belangstellenden in de Spuikerk te Amsterdam. Piet van Egmond speelde orgel. De tekst kwam uit Psalm 84, over de mus waarvoor zelfs een plaatsje was bij Zijn altaren. „Zo’n Van Egmond! Na afloop vlogen er duizend mussen uit het orgel. Gewéldig.”
De Amsterdamse diensten voor belangstellenden hadden sindsdien de warme belangstelling van ds. J. J. de Jonge, nu emeritus predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken. In zijn Kampense tijd organiseerde hij zulke diensten in de Bovenkerk, met Klaas Jan Mulder of Piet Zwart aan het orgel. „Als ik op de preekstoel van zo’n Bovenkerk sta en ik hoor al die mensen zingen, dan is het net of ik altijd hervormd ben geweest.”
Donderdag is ds. De Jonge veertig jaar predikant. Jan Johannes de Jonge werd geboren op 20 januari 1931 in Kapelle-Biezelinge. Hij studeerde theologie in Apeldoorn en werd in 1964 predikant te Noordscheschut (bij Hoogeveen). Daarna stond hij te Kampen (1967) en Stadskanaal (1976). In 1980 werd hij dovenpastor te Zwolle, tot zijn emeritaat in 1996.
Waarom diensten voor belangstellenden juist in Kampen, waar meer dan twintig kerkelijke stromingen op zondag hun deuren openen? „Het Evangelie moet de wereld in. Het moet de wereld door. Dat is onze opdracht. Als je zelf geboren bent in een gezin waarin de Bijbel een plaats heeft, dan is het je roeping om mee te helpen het Woord te verkondigen. We hebben de opdracht om zending te bedrijven tot aan het einde van de aarde, maar de moderne heiden die naast ons woont, kun je die vergeten dan?”
Overal wonen buitenkerkelijken, randkerkelijken, onkerkelijken. „Daar zitten mensen tussen die bij bepaalde gelegenheden best graag een keer in de kerk willen komen, met Kerst bijvoorbeeld, of met een zangavond. Laat de kerk daar gebruik van maken!”
Wat is de formule voor een geslaagde dienst voor belangstellenden? „In elk geval een goede organist en een korte en actuele toespraak. Daar zijn mensen gevoelig voor. Een koor als extra doet het meestal ook goed. En als je jongeren in de kerk wilt hebben, moet je een gospelkoor laten optreden. In Kampen hebben we wel eens zo veel mensen gehad dat we niet alles meer konden bergen. De brandweer kwam altijd kijken of we ons wel aan de regels hielden.”
Het doel heiligt de middelen? „Nee, nee, nee! Het gaat erom dat mensen, dat jonge mensen horen over de Bijbel. Iedereen moet eens in zijn leven gehoord hebben dat hij schuldig staat voor God, dat we in rekening staan bij Hem, dat Hij Zijn Zoon naar deze aarde gezonden heeft om in onze plaats de schuld te betalen, om voor ons naar de plaats van de terechtstelling te gaan. Ik heb altijd veel moeite gedaan om verstaanbaar te zijn, om begrepen te worden door iemand die nog nooit in de kerk is geweest. Je begint dan dus niet direct over rechtvaardigmaking en wedergeboorte. Ik spreek wel over zulke zaken, maar leg het uit, zonder moeilijke woorden. Dat moet je trouwens toch altijd doen, uitleggen, verklaren, want ook kerkelijke jongeren weten echt niet altijd meer wat je bedoelt als je het hebt over het bloed der verzoening en zo. De centrale boodschap? Jezus Christus en dien gekruisigd.”
Een mens moet bekeerd worden. Ds. De Jonge beaamt het hartgrondig. „Maar je moet wel concreet maken wat je daarmee bedoelt. Een mens leeft van nature met zijn rug naar God toe. We moeten ons dus omkeren, met ons gezicht naar God toe en met onze rug naar de wereld toe. Dat is bekering. En zo snapt iedereen het.”
Het wordt niet meer zoals vroeger, zegt ds. De Jonge. „Alles is postmodern, alles is fragmentarisch, alles vervluchtigt. Dat is de cultuuromslag waar we nu mee zitten. Maar de kerk gaat niet verloren. Gewis niet! Jezus Christus is het fundament van de kerk en dus gaat het met de kerk altijd goed.”
Iets bescheidener: „Misschien dat de kerk in Nederland afkalft, leegloopt, maar dan bloeit de kerk in Afrika en in Azië toch weer op. Daar gaat het christendom met grote stappen voorwaarts. God zou de kandelaar uit Nederland kunnen wegnemen, Hij zou dat kunnen doen, maar toch geloof ik dat er altijd iets van de kerk zal overblijven. Zelfs in Nederland.”
De kerk is daarbij wel verantwoordelijk, vindt ds. De Jonge, voor de wijze waarop zij zich presenteert. „Ik preek niet in de taal van de vorige eeuw, en daarom ben ik blij dat er een herziene Statenvertaling komt. We leven niet buiten de tijd, maar ín de tijd. De Bijbel vertalen, inderdaad, is een doorgaand werk, in de erkenning dat iedere vertaling wel ergens kreupel zal zijn. Maar juist dat roept ons iedere zondag op om te preken: het Woord uitleggen, de Schrift openleggen, steeds weer opnieuw. Het Woord moet het doen. Mensen gaan af op hun ervaring, op hun beleving. Ze moeten overal een goed gevoel bij krijgen. Maar zo werkt het Woord niet.”
De Zwolse emeritus zag onlangs een televisiedienst van Robert Schuller. „Grote koren, een groot orgel. Een heleboel mensen. Echt Amerikaans. Formidabel! Maar waar ging het uiteindelijk allemaal om? Om de kracht van het positief denken. Om de ”posibilities”, de mogelijkheden die in de mens gevonden worden. Zelfs werd er gezegd: „Een vonk van Gods Geest leeft in ieders hart, zelf in de atheïst.” Geen woord over zonde en genade, schuld en vergeving. Terwijl daar toch het begin van onze redding ligt: erkenning van onze verlorenheid en uitzien naar de Verlosser.”
Ds. De Jonge heeft altijd veel aandacht gehad voor pastoraat onder doven. „Waar was de Heere Jezus het meest te vinden? In de hoek waar de slagen vielen, aan de kant van de weg, bij uitgerangeerde mensen die allang waren afgeschreven, die niet meer meetelden. Bij doven geef ik alles wat ik heb om de boodschap over te brengen. Ik spel het ze als het ware helemaal uit: „Jézus is een verzóéning voor onze zónden.” Al moet ik het uit m’n tenen halen, als ze het maar begrijpen.”
Jezus was trouwens Zelf de eerste die gebarentaal gebruikte, stelt ds. De Jonge. Hij pakt zijn Bijbel, zoekt op, wijst aan: Markus 7. De genezing van de doofstomme man. „Hij gebruikte daarbij zeven gebaren: Jezus kijkt hem aan. Hij steekt Zijn vinger in diens oren (alsof Hij wil zeggen: Dáár zit het probleem). Hij maakt slijk. Hij raakt de tong van deze doofstomme aan. Jezus ziet op naar de hemel. Hij zucht en zegt: Effatha! Dat is: Word geopend.”
Nog iedere zondag preekt ds. De Jonge ten minste eenmaal. Wat zou er overblijven zónder preken? „Wat dan? Dan zou ik mijn tijd moeten uitzitten. Ik zou het liefst op de preekstoel sterven.”