Extern onderzoek naar misbruik in kerk soms noodzakelijk
Het is begrijpelijk dat de weigering van het bestuur van de Jehova’s Getuigen om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar kindermisbruik in eigen kring bij veel Tweede Kamerleden kwaad bloed heeft gezet. De geloofsgemeenschap weigert in het spoor te gaan van de Rooms-Katholieke Kerk, de jeugdzorg en de koepel van sportorganisaties. Zij hadden wel de moed externe onderzoekers te laten rapporteren wat er was misgegaan en welke maatregelen moesten worden genomen om seksueel geweld tegen te gaan.
Dat bleek pijnlijk, maar ook leerzaam en noodzakelijk.
Wanneer een geloofsgemeenschap de indruk wekt zaken te willen toedekken, rijst op het Binnenhof al gauw de terechte vraag of daar iets tegen kan worden gedaan. Gelukkig telt de Kamer in de huidige samenstelling aanmerkelijk meer juristen dan pakweg een tiental jaar geleden. Hun expertise komt bij dergelijke complexe zaken veelal goed van pas.
Zeer doorwrocht was bijvoorbeeld de analyse van D66-Kamerlid en voormalig officier van justitie Maarten Groothuizen van afgelopen maart. Hem viel op dat het openbaar ministerie met de huidige wet eigenlijk in pas in actie kan komen nadat slachtoffers van misbruik in religieuze kring aangifte hebben gedaan.
Verantwoordelijke bestuurders kan justitie pas ter verantwoording roepen wanneer zij weet hadden van verkrachting, maar er toch voor kozen daarover te zwijgen. Voor andere zedendelicten, hoe ernstig ook, bestaat momenteel nog geen aangifteplicht.
Daarop riep het Kamerlid minister Sander Dekker van Rechtsbescherming op de voors en tegens van een ruimere aangifteplicht te laten onderzoeken, met in achtneming van de belangen van verschoningsgerechtigden, zoals ambtsdragers. Dat appel kreeg op 3 april unanieme steun.
Ook de drie christelijke fracties in de Tweede Kamer, CDA, ChristenUnie en SGP waren voor.
Tijdens het laatste debat over de justitiebegroting meldde ook PvdA-Kamerlid Attje Kuiken zich aan het front. Op haar initiatief laat Dekker ook uitzoeken of de al bestaande mogelijkheid om een ambtsverbod voor geestelijken te vorderen en op te leggen vaker kan worden toegepast.
Intussen rijst de vraag of kerken niet op een constructievere manier in beweging te krijgen zijn dan door het verruimen van de aangifteplicht of het dreigen met een ambtsverbod. Zouden veel religieuze organisaties, even afgezien van de Jehova’s Getuigen, niet te overreden zijn om uit zichzelf opdracht te geven voor een onafhankelijk onderzoek wanneer de overheid in heldere richtlijnen aangeeft wanneer zij dit verwacht?
Laat het kabinet over deze gevoelige thematiek vooral de dialoog zoeken met de kerken. Dat kan effectiever blijken te zijn dan het overhaast invoeren van dwangmaatregelen.