Ik weet steeds minder
Johannes 17:3
„En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”
Laten we voorzichtig zijn met alles wat het verstand en menselijke gedachten over Jezus’ godheid bedenken. Niets helpt om staande te blijven tegen de verleiding van de duivel, behalve het vasthouden aan het heldere woord van de Schrift. We moeten daarom niet te ver doordenken of speculeren over de godheid van Christus. Integendeel, laten we de ogen sluiten, de handen vouwen en het uitspreken: „Wat Christus zegt, moet vast en zeker waar zijn, ook al kan ik of geen ander mens het begrijpen. Hij weet wel, Wie Hij is en wat of hoe Hij over Zichzelf spreken moet.” Wie dat niet doet, die moet zijn hoofd stoten en vallen. Want het is niet mogelijk ook maar het geringste artikel van het geloof door menselijke rede of nadenken te begrijpen. Zoals ook geen mens op aarde zonder Gods Woord ooit een juiste gedachte of zekere kennis over God heeft kunnen vormen en vatten. De Romeinse dichter Simonides werd eens gevraagd Wie God toch was, of wat hij over God dacht en geloofde. Hij vroeg drie dagen bedenktijd. Toen die om waren moest hij antwoorden: „Wat zal ik zeggen? Hoe langer ik erover nadenk, hoe minder ik ervan weet.”
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Het Hogepriesterlijk gebed”, 1530)