„Plaats monument voor Jodenkampen Staphorst”
Joodse dwangarbeiders legden in de Tweede Wereldoorlog wegen en kanalen aan in het buitengebied van Staphorst. Van de 344 mannen overleefden 6 de oorlog. Het wordt tijd dat zij erkenning krijgen, vindt onderzoeksjournalist Geertjan Lassche.
Ze verdienen op z’n minst een monument, vindt de inwoner van Rouveen. Lassche maakte in 2009 een documentaire over de Meppeler verzetsstrijder Gerrit Gunnink. Daardoor werd het graf van de onterecht vermoorde Rotterdammer Pieter Hoppen in het Staphorsterveld ontdekt.
Ook maakte Lassche in 2006 een film over Poolse strijders bij de slag om Arnhem. Zij kregen door de Engelsen het verlies in de schoenen geschoven. Onterecht, zo bewees Lassche. De Polen waren echte helden. De Poolse president kende de Rouvener voor deze documentaire de Gold Cross of Merit toe, een van de hoogste Poolse staatsonderscheidingen.
Vorige week was het 76 jaar geleden dat de Duitsers de Jodenkampen in Noord-Nederland ontruimden, waaronder drie in de gemeente Staphorst. Van de 344 Joodse mannen die moesten vertrekken, overleefden er 6 de verschrikkingen.
Lassche vindt het belachelijk dat de gemeente Staphorst voor hen nog steeds geen monument heeft. „Deze mannen legden wegen en sloten aan in het buitengebied, waar we nog dagelijks dankbaar gebruik van maken. In Staphorst werden ze dwangarbeiders om vervolgens afgevoerd en vermoord te worden.”
De drie Staphorster werkkampen werden in de crisisjaren van begin vorige eeuw aangelegd voor de werkverschaffing. In de oorlog werden er Joodse mannen te werk gesteld, als voorportaal van de vernietiging.
In de vroege morgen van 3 oktober 1942 werden alle werkkampen in Noordoost-Nederland –zo’n veertig– leeggehaald. Iedereen ging naar Westerbork. Vijf dagen na de wegvoering betraden de eerste mannen al de gaskamers.
Ontbrekend geld
Lassche is verbolgen over de „laksheid in de samenleving, waardoor dit grote onrecht ongenoemd blijft. De Holocaust begon om de hoek in werkkampen in de dorpen”, stelt hij. „De lokale overheid, die nog dagelijks profiteert van de wegen en kanalen die door dwangarbeid zijn aangelegd, moet het voortouw nemen. Hun voorgangers in het gemeentehuis stonden erbij en keken er ook naar. Ik wil geen moreel oordeel vellen, want je weet niet wat je zelf zou hebben gedaan, maar hier moet wel wat aan gebeuren. Zorg ervoor dat deze mannen niet worden vergeten en doe dat voor mei volgend jaar.”
Het Herinneringscentrum Kamp Westerbork wil ook graag dat de Jodenkampen gemarkeerd worden, net als de Stichting Joodse Werkkampen. De stichting plaatste zelf al monumenten in Drenthe en Friesland. Het herinneringscentrum maakte een toeristische route langs Joodse kampen.
Volgens het herinneringscentrum ontbreekt het geld voor monumenten. Het centrum realiseerde voor Kamp Conrad in Rouveen al een monument. De stalen plaat met daarop een man met een schop en een kruiwagen, ligt klaar in een depot. Een dergelijk monument kost 10.000 euro. „Als er iemand met geld komt, kunnen we aan het werk”, zegt Guido Abuys van het herinneringscentrum.
De gemeente Staphorst laat weten dat er meer plannen zijn. Zo wilden burgers een object dat het verhaal van de Joodse mannen vertelt na een druk op de knop. De gemeente gaat dit niet zelf doen. „Er moet een goed onderzoek komen naar het verleden. Wij willen de initiatieven die er zijn samenbrengen”, zegt een woordvoerder. „Laten we het de tijd gunnen, want het is een gevoelig onderwerp. Als het gebeurt, moet het goed gebeuren.”