Column: Geroepen
Niet alleen dominees en zendelingen hebben een bijzondere roeping. Ook mensen in gewone beroepen hebben, zoals het woord al zegt, een roeping. Dit inzicht van Maarten Luther heft niet alleen het onderscheid op tussen geestelijken en leken, maar geeft een extra motivering om goed werk af te leveren. Je doet het werk niet voor jezelf of voor een salaris, maar met een hoger doel. Zoals iemand ooit zei: „Je kunt altijd zien of een schoonmaker een calvinistisch christen is. Die maakt niet alleen schoon wat iedereen kan zien, maar ook de hoekjes, gaatjes en de bovenkant van de kast. Want God ziet alles.”
De Bijbel beschrijft de roeping van profeten en discipelen, maar ook van ‘gewone’ mensen, zoals moeders en slaven (bijvoorbeeld 1 Kor. 7:20-40). De jurist en apologeet Tertullianus zegt in ”De Corona Militis” dat christenen vooral geroepen zijn om de geestelijke strijd aan te gaan in het Koninkrijk van God, maar dat ze niet geroepen zijn om te dienen in de aardse strijd in het leger. Door het hoge roepingsbesef, zelfs voor gewone beroepen, zijn protestantse christenen harde werkers en hebben ze een positieve invloed op economische groei, stelt Max Weber later. Dit zou zelfs het verschil in economische groei verklaren tussen landen met een calvinistische achtergrond zoals Nederland en de VS en landen met een rooms-katholieke achtergrond zoals Italië. Zo kan zelfs de minister van Financiën blij zijn met het priesterschap van alle gelovigen en de nadruk op ieder beroep als speciale roeping.
Roeping is ook een populair thema in onderzoek naar werkgedrag en carrières. Het heeft dan geen specifiek christelijke lading, maar verwijst naar het gevoel dat het werk een hoger of groter doel dient, zoals in het helpen van anderen. Ongeveer 30 procent tot 60 procent van de mensen zegt een roeping te hebben om een bepaald soort werk te doen. Protestantse ondernemers blijken vaker een roepingsbesef te hebben dan protestantse werknemers. Mensen die hun werk als roeping ervaren zijn als gevolg daarvan tevredener met hun werk. Het geeft ook waarde aan werk dat soms als laagwaardig bestempeld wordt. Ook de schoonmaker is geroepen om iedere dag weer een schone wc, vloer en schoon bureau af te leveren.
„Laat mij maar verteerd worden, als ik maar nuttig ben”, was de lijfspreuk van Johannes Calvijn. Dat laat de schaduwkant van het roepingsbesef zien. Zeker, in navolging van Jezus mag een gelovige zijn kruis opnemen en ”vrolijk dragen”. Maar deze lijfspreuk stelt wel voor de vraag: wat is het nut, welk doel dient het? Leidt een werkweek van zestig uur tot een slechte relatie, achterstallig onderhoud in de opvoeding en een burn-out? Of was een parttimebaan met minder salaris maar meer tijd voor de kinderen of anderen beter geweest?
Een sterker roepingsbesef heeft ook tot gevolg dat mensen minder betrokken zijn bij hun organisatie. Het is vaak een individueel roepingsbesef: ik ben geroepen om mensen blij te maken met een mooi en nuttig tijdschrift of ik ben geroepen om gezond voedsel te serveren. Maar dat zegt nog niets over bij welke organisatie dat moet. Als het bij bedrijf A niet zo lekker loopt en mijn roeping niet goed uit te verf komt, dan kan ik beter naar organisatie B gaan. Of, zoals bij sterk missiegedreven organisaties weleens gebeurt, iemand voelt zich geroepen om bij die organisatie te gaan werken. Maar na een paar jaar is er ineens weer de roeping om ergens anders naartoe te gaan, ondanks alle tijd en moeite die er al ingestoken is. Zo leidt een sterk roepingsbesef soms ook tot jobhoppen.
Roepingsbesef is mooi en belangrijk, maar ook wat ongrijpbaar. Is het echt een roeping van buitenaf of is het vooral het volgen van eigen wensen? Loopt het eigenlijk niet zo lekker en vormt een nieuwe ‘roeping’ dan een goede reden om de handdoek in de ring te gooien? Voor anderen is het oncontroleerbaar en het is ook moeilijk om kritiek te leveren, want het is erg persoonlijk. En hoe gaat een manager om met mensen die een speciale roeping hebben? De vraag is ook of dit nu precies was wat Luther bedoelde toen hij het over ieder beroep als Goddelijke roeping had. Hij lijkt er juist meer nadruk op te leggen dat ieder beroep waardevol is en minder op een persoonlijk, individueel roepingsbesef.
Toch is het nuttig, zeker vanuit christelijk perspectief, om na te gaan waartoe we geroepen zijn. Dan is misschien niet iedere taak even voor de hand liggend en roept vooral de geestelijke strijd om onze krachten. Met alle stress en drukte in de huidige samenleving, zou er dan niet vooral een roeping zijn om er te zijn voor gezin, voor ouderen, voor zwakken en behoeftigen – ook als dat uiteindelijk leidt tot minder economische welvaart?
Elco van Burg is consultant bij Lentera Papua in Indonesië en universitair hoofddocent ondernemerschap en organisatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.