Bedrijven worstelen met de bouwvak
Links en rechts zie je het steeds vaker: bouwplaatsen waarop de hele zomer wordt doorgewerkt.
Een toenemend aantal bedrijven doet niet meer aan een bouwvak. Enerzijds om interessant te blijven voor jonge werknemers, anderzijds om tegemoet te komen aan de wens van opdrachtgevers. Maar het is een worsteling.
Vooropgesteld: eigenlijk bestaat de bouwvak niet meer. Sinds 1982 komt de verplichte vakantieperiode niet meer voor in de cao, maar ruim 35 jaar later wordt er nog altijd een periode van drie weken vastgesteld waarin bedrijven hun personeel met vakantie kunnen sturen. „Het is een stuk gewenning in een traditionele sector”, zegt bedrijfseconoom Henri Busker van USP Marketing Consultancy. Het bedrijf deed in 2017 onderzoek naar de stand van de bouwvak. Het resultaat: een op de drie bedrijven is volledig gesloten tijdens de aangewezen periode. Bij nog eens 20 procent werken slechts enkele medewerkers.
Busker vermoedt bij veel bedrijven een worsteling. „Klanten willen dat er wordt doorgebouwd, anderzijds zijn veel toeleveranciers ook gesloten. Die twee kampen houden elkaar in de wurggreep. En na de zomer op volle kracht opstarten, is makkelijker dan wekenlang op halve kracht bezig zijn.”
Eigenlijk is de bouwvak niet meer van deze tijd, zegt bestuurder Hans Crombeen van FNV Bouwen & Wonen. Medewerkers zonder schoolgaande kinderen zijn nu bijvoorbeeld genoodzaakt in de duurste periode op vakantie te gaan. Maar het is niet zwart-wit. „Een deel van onze achterban wil juist wel een bouwvak, omdat Pietje en Kareltje tijdens dezelfde weken op de camping staan. Maar wil je als sector interessant blijven, dan moet je flexibeler worden. Gelukkig zien we heel langzaam een verschuiving. Die wordt deels ingegeven door opdrachtgevers. Zij klagen over het aantal onwerkbare dagen vanwege het weer, terwijl bedrijven er in de zomer voor kiezen om drie weken dicht te gaan.”
Anneloes van der Woude van de NVB, vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers, constateert „een enorme puzzel” voor bouwbedrijven. „De tendens is dat alles flexibeler wordt. Een verplichte bouwvak is in onze 24 uurseconomie eigenlijk niet meer van deze tijd. Veel werknemers hebben de wens om buiten het hoogseizoen op vakantie te gaan, in het najaar kunnen ze eens wat verder weg. Tegelijkertijd kun je bouwvakkers vaak niet aan het werk houden als toeleveranciers hun werk ook stopzetten. Als projecten door materiaalgebrek en minder mankracht vertraging oplopen, heeft dat ook geen zin.”
Soortgelijke woorden komen van Theo Scholte van Bouwend Nederland, de grootste werkgeversorganisatie uit de bouw. „Dan komt de bedrijfscontinuïteit op het spel te staan. Maar we hebben de indruk dat steeds minder bedrijven een bouwvak aanhouden. Stel dat je op de consumentenmarkt actief bent, dan laat de klant zijn dakkapel liever in de zomer zetten dan hartje winter. Uiteindelijk maakt elk bedrijf daarin zijn eigen afweging.”
Dat de bouwvak officieel niet meer bestaat, betekent niet dat werknemers doorwerken altijd kunnen afdwingen. Crombeen: „Als een werkgever het met de ondernemingsraad is overeengekomen, kun je zo’n bouwvak collectief vaststellen. Dat staat dan los van de cao. Gelukkig constateren wij wel een toenemende aandacht voor doorwerken. Steeds meer bouwplaatsen blijven open. En gaat een bouwplaats toch dicht en iemand wil blijven werken, dan wordt hij vaker doorgeschoven naar een andere bouwplaats. Het is alleen nog geen gewoonte.”
Installateurs
Uit het onderzoek van USP blijkt dat er grote verschillen zijn in de sectoren waarin bedrijven actief zijn. In de grond-, weg- en waterbouw (gww) hanteerde 28 procent vorig jaar een verplichte bouwvak, in de burgerlijke en de utiliteitsbouw was dat 55 procent. En van de installateurs deed slechts 17 procent dat.
„Voor die laatste groep gaat het werk altijd door”, zegt Busker. „Veel gww-bedrijven werken voor de overheid, die zo weinig mogelijk overlast tijdens de werkzaamheden wil. Ik denk dat de bouwvak nog wel even blijft bestaan, maar dat nog minder bedrijven er rekening mee gaan houden. In omliggende landen vinden ze het al een raar fenomeen. Je gaat dicht als je veel zon en lange dagen hebt. Dat is ook niet heel logisch.”