De wereld kan een nog zelfverzekerder Turkije verwachten
Het tijdperk-Erdogan duurt waarschijnlijk nog jaren voort. De Turkse president blijft aan het roer als ware hij een nieuwe Atatürk – maar dan een die 180 graden de andere kant op vaart.
Bijna honderd jaar geleden werd Mustafa Kemel de eerste president van de republiek Turkije. Zijn ster rees zo hoog dat hij de naam Atatürk ontving: Vader der Turken. Bij wet werd bepaald dat niemand anders die naam ooit mocht dragen.
Maar vandaag, bijna een eeuw later, is er een Turkse president die zich óók graag laat betitelen als een vader voor zijn volk. Met zijn veronderstelde verkiezingswinst van zondag is dat vaderlijke aura alleen maar groter geworden. Een nieuwe Atatürk dus? Je zou het denken, ware het niet dat Erdogan inhoudelijk de tegenovergestelde richting op koerst: weg van het Westen en met open armen richting de soennitische islam. De nieuwste overwinning van Erdogan zal die koers alleen maar versnellen, en dat heeft gevolgen voor zowel Turkije als de regio.
Om te beginnen de binnenlandse situatie. Toen Erdogan in 2001 de AK-partij oprichtte, dachten veel minderheden dat dit goed nieuws was. Ook christenen waren blij. Erdogan wist immers als geen ander wat het was om vanwege religie gemarginaliseerd te worden.
Na de Arabische opstanden begon dat echter langzaam maar zeker te veranderen. Erdogan bleek helemaal niet uit op een veelkleurig Turkije, maar was er eerst en vooral voor zijn achterban. Die achterban is allereerst Turks, daarna soennitisch en vervolgens conservatief-nationalistisch. In die vakjes passen dus niet: Koerden (want niet Turks), alevieten (want niet soennitisch) en progressieven (want niet conservatief-nationalistisch), om maar een paar groepen te noemen.
Dat deze groepen –inclusief christenen– er in het nieuwe Turkije steeds minder bij hoorden, werd gaandeweg duidelijker. De Koerden zijn er het beste voorbeeld van. Waar Erdogan ooit begon met het toestaan van onderwijs in de Koerdische taal, ontwikkelden sommige Koerdische steden in Zuidoost-Turkije zich tot ware oorlogsgebieden.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat Erdogan na zondag toegeeflijker wordt richting minderheden. Weliswaar brokkelt zijn binnenlandse steun langzaam af, maar tegelijk is Erdogan nu machtiger dan een Turkse president ooit is geweest. Het percentage dat voor hem koos is in zo’n situatie van minder belang.
Ook wat de buitenlandse politiek betreft valt er een nog zelfverzekerder Turkije te verwachten, ook al heeft Turkije internationaal gezien weinig vrienden. De verkiezingswinst voor Erdogan betekent bijvoorbeeld dat hij zijn positie in Syrië naar verwachting verder zal willen versterken.
Kortom: de regio kan zich opmaken voor een Turks leiderschap dat overtuigd is van het eigen gelijk en tegelijk aanspraak maakt op territoria en burgers buiten eigen land. Dat heeft ook gevolgen voor westerse landen met flinke Turkse minderheden, zoals Duitsland en ook Nederland. In Nederland koos volgens sommige peilingen maar liefst driekwart van de Turkse stemmers voor Erdogan, nota bene een veel hoger percentage dan in Turkije zelf. Nog meer dan voorheen zullen deze minderheden het gevoel hebben dat ze moeten kiezen tussen Nederland en Turkije – en daarbij zal het Turkije van de vaderlijke Erdogan het pleit vaak winnen.