Column (Leendert van Wezel): Kunstbron
Een onverwachte leeservaring. Ik heb het boekje uit 1853 gekocht van een collega. Geen theologisch werk, maar een roman. Mijn verwachting is niet hoog gespannen.
Maar al vanaf de eerste bladzijde is de tekst goed. Het 175 jaar oude proza is heerlijk barok van stijl. Met zinnen die erom vragen om hardop uitgesproken te worden, en die prettig smaken op de tong. Lange zinnen, talloze bijvoeglijke naamwoorden en vele komma’s, prachtig ritme.
Gaandeweg begin ik me steeds meer te interesseren voor degene die dit geschreven heeft. Ik kom erachter dat ”Eene starre in den nacht” is geschreven door Elise van Calcar, een zeer ontwikkelde dame die zich in kringen van wetenschappers en theologen bewoog. Een pedagoge die zich inzette voor onderwijs voor vrouwen. Begrijpelijk, want ze was destijds zelf een voorbeeld van waar een vrouw met goede opleiding en ontwikkelingsmogelijkheden toe in staat is.
Al lezend vraag ik me af wat deze tekst, naast het zo weelderige, kleurrijke karakter ervan, zo anders maakt dan hedendaagse romans. Want het is meer dan alleen de stijl. In de tekst voel je een onderlaag van diepe, tot in details verworven kennis. En meer nog: een duidelijke pedagogische onderstroom. Niets in het boek is ‘zomaar’ voor de spanning of voor het leesplezier. Overal zit de lading in van een diepere, opvoedende gedachte. Egoïsme van een hoofdpersoon biedt de lezer een spiegel die hem van afschuw doet huiveren. Naïviteit van een ander personage wekt medeleven op. Gedrag tot in detail beschreven, met alle finesses van wat het teweegbrengt bij anderen.
Mijn voorzichtige conclusie is dat dit ‘stichtende’ element in ieder geval afwijkt van veel hedendaagse literatuur. Doorgaans kunnen platte, grove teksten waarin de werkelijkheid onverbloemd en doorspekt met krachttermen, vloeken en seks rekenen op brede waardering. Dat staat echt heel ver weg van de rijke, pedagogische stijl en inhoud van dit oude verhaal.
Al lezend en hierover denkend stuit ik onverwacht op deze waarneming in het verhaal zelf: „De wereld heeft de kunst gesleept door het slijk harer onreinheid en harer walgelijke ongeregtigheid. Zij wil het vleesch streelen, de driften prikkelen door de kunst! O, hoe geheel anders verstonden de eerste christenen, die in de onderaardsche gewelven der katakomben hun gevoel lucht gaven, hun geloof beleden in hoopgevende tafereelen.”
Kunst laat meer dan veel andere zaken in het leven zien uit welke bron het voortkomt. Kunst verheft of laat je wegzakken. Als niets anders kan kunst verwarren, schokken en je leeg achterlaten. Of je opwekken, kracht geven, inspireren. En verwachting en verlangen opwekken en uitzicht geven. Is dat laatste niet bij uitstek de opdracht voor christelijke kunst?