Pinksteren: Leven uit de Geest
De christelijke kerk staat aan de vooravond van het pinksterfeest. Daar werden luisteraars van het Radio 1 Journaal de achterliggende week dagelijks aan herinnerd. Remonstrantse predikanten nodigden mensen uit om aanstaande zondag bij hen te komen luisteren. Zij zullen dan uitleggen wat Pinksteren voor hen betekent. Dat is: het feest van verdraagzaamheid, van begrip voor elkaar en vooral: van luisteren naar elkaar. Meer niet!
Het was eerlijk maar tegelijk onthutsend wat een onkerkelijk geworden vakbroeder eens zei: „Met Kerst kan ik uit de voeten. Het is een feest van een hulpeloos kindje in de stal. Dat roept warme gevoelens op. Met Pasen kom ik ook nog wel een eind: Iemand offert zich voor een ander op – hoe absurd de kruisgeschiedenis ook is. Maar met Pinksteren weet ik totaal geen raad. Ik kan me er niets, maar dan ook niets bij voorstellen. Nou goed, het levert een paar vrije dagen op. Dat is mooi meegenomen.”
Het is schokkend te horen dat iemand zegt totaal geen raad te weten met Pinksteren omdat hij zich er niets bij kan voorstellen. Het tekent hoever de secularisatie is doorgedrongen in de cultuur. Mensen zijn niet alleen los van de kerk en het geloof geraakt, maar totaal onwetend geworden.
Zeker, het is waar dat de invulling die genoemde onkerkelijke collega aan de andere christelijke feestdagen gaf, uiterst mager is. Net zoals de remonstranten in hun reclame voor zondag gaf hij er een horizontale invulling aan. Maar Pinksteren is voor hem niet uit te leggen. Omdat hij zich niks bij de uitstorting van de Heilige Geest kan voorstellen.
Misverstand
De hervormde prof. dr. E. L. Smelik, van 1949 tot 1967 kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, zei eens: „Pinksteren voor te stellen als een moeilijk te vieren feest, berust op een ernstig en onuitroeibaar misverstand. Wie dit doen, gaan er altijd van uit dat men bij de andere feesten kan spreken van voorstelbare dingen. Ook dan herdenkt de christelijke gemeente een feit dat elk voorstellingsvermogen te boven gaat.”
Bijbelgetrouwe christenen weten dat op Pinksteren de uitstorting van de Heilige Geest wordt herdacht. Velen van hen kennen de geschiedenis uit Handelingen 2 –inderdaad, het gedeelte met al die moeilijke namen van volken– bijna uit het hoofd. De pinkstergeschiedenis is voor orthodoxe christenen dus overbekend.
Ook de betekenis van Pinksteren weten deze trouwe kerkgangers van kinds af aan. Met dat heilsfeit begon de kerkgeschiedenis. Het heil dat tot dan toe primair werd verkondigd aan de nazaten van vader Abraham, wordt sindsdien aan heel de wereld bekendgemaakt. De volken zullen en moeten het Evangeliewoord horen. De zendingsopdracht die de Heere Jezus kort voor Zijn hemelvaart aan de discipelen gaf, is daar helder over. Bij dat zendingswerk leidt de Heilige Geest en biedt Hij Zijn ondersteuning en Troost. Dat zal de Geest blijven doen tot aan het eind van alle dagen.
Strijd
Verschillende meditatieve en theologische boeken dragen de titel ”Leven uit de Geest”. Daar wil Pinksteren ons allemaal bij bepalen. Dat leven is genade. Dat weet ook iedereen, want dat leert de Bijbel. Leven mét de Geest is ook nodig. Dat is eveneens genade. Ook daarover laat de Bijbel geen misverstand bestaan. Pinksteren stelt de vraag aan mensen of ze dat ook doen.
Dat leven uit en met de Geest is niet alleen nodig als het gaat om onderwijs en troost, maar ook om staande te blijven in de strijd tegen de geestelijke machten. Want ook hun bestaan is een realiteit waar de Bijbel duidelijk over is. Paulus spreekt over de geestelijke boosheden in de lucht. Hun bestaan wordt door de moderne mens ontkend. Maar niet alleen door hen, ook veel kerkmensen die zeggen vast te houden aan de Bijbel houden nauwelijks rekening met de realiteit van de geestenwereld. Zo geseculariseerd is de gemiddelde kerkganger inmiddels wel geworden.
Dat is levensgevaarlijk. Want wie deze dreigende realiteit van de boze geestenwereld niet onder ogen ziet, denkt het in eigen kracht wel te redden. Dat is zondige hoogmoed, waar alleen de Pinkstergeest van kan verlossen. De onkerkelijke buurman mag dan onwetend zijn, veel kerkmensen willen er niet van weten. Wat is kwalijker? En daar zit de haper. Veel christenen leven alsof ze de Heilige Geest niet nodig hebben.
Wie vandaag zijn onkerkelijke buurman moet uitleggen wat Pinksteren betekent, zal vaak ervaren dat dit knap lastig is. Alleen al ”de uitstorting van de Heilige Geest”. Een geest? Wat is dat? zal niet zelden de vraag zijn. Het feit dat dit onzichtbare wezens zijn die tegelijk werkelijk bestaan, roept verbazing, onbegrip en soms zelfs hoon op. Hoezo, niet te zien en toch aanwezig? Leg uit. En dan vertellen dat je gelooft in de komst van een Heilige Geest, Die troost biedt en leidinggeeft; waar een gelovige houvast aan heeft. Dat is voor een onkerkelijk, onchristelijk iemand niet te vatten.
Met overtuiging
Het is ook moeilijk. Heel eerlijk: hier schieten mensenwoorden tekort. Wie niet in eigen leven heeft ervaren wat het is om de Heilige Geest als Onderwijzer en Trooster te kennen, kan zelfs nog niet stamelend uitleggen Wie deze Geest is en wat Hij doet. En wie daar wel uit ervaring iets van weet, kan ook geen allesomvattende uitleg geven. Maar die kan misschien wel met overtuiging iets vertellen.
De christelijke gereformeerde ds. D. J. Klein Onstenk was een aantal jaren gevangenispredikant. In die hoedanigheid kwam hij ook in aanraking met zware jongens, die –zoals hij zelf soms zei– aan één meterslange kerfstok niet genoeg hadden om hun wandaden te registreren. Op zich had deze markante predikant doorgaans goed contact met de boeven. Ze wisten wat ze aan ”de doom” hadden en respecteerden hem.
Toch waren er soms spannende situaties. De gevangenisdirectie waarschuwde ds. Klein Onstenk daar van tijd tot tijd voor en bood hem desgewenst extra toezicht. De gevangenisdominee weigerde dat altijd. Hij wilde persoonlijk contact met de mannen. Dat vertrouwen werd soms ook op de proef gesteld. Op een dag zat ds. Onstenk in zijn werkkamer in de gevangenis in Hoogeveen. Er werd op de deur geklopt en een gedetineerde stapte binnen. Hij deed de deur achter zich dicht, greep ds. Klein Onstenk bij zijn stropdas en stelde een ultimatum. Of de dominee maar snel wilde doen wat hij vroeg, want –zo zei hij dreigend– op de gang stonden twee van zijn maten die direct binnen zouden komen als hij een kik zou geven. Het maakte geen indruk op de gevangenispastor. Met stemverheffing zei hij: „Zo, twee buiten? Hier binnen staan er naast mij nog drie. Jij ziet ze niet, maar ik wel. Het zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En Die Geest kan jou met de kracht van een tornado blazen waarheen Hij wil.” Volgens ds. Klein Onstenk, die dit verhaal menig keer aan vooral jongeren vertelde, wist de zware crimineel niet hoe snel hij weg moest komen. Ook al zag de man de Goddelijke geesten niet, de manier waarop de predikant erover sprak maakte blijkbaar een overtuigende indruk. Ds. Klein Onstenk sloot dan vaak af met: „Mensen, de Heilige Geest is er en Hij werkt.”