Frankrijk is fietsland, maar mist fietsmentaliteit
„Het seizoen is weer geopend”, stond er onder de foto die een kennis van mij appte. Het was een opname van een zonovergoten terras met blinkend rode, blauwe en witte racefietsen.
Frédérique (zo noem ik haar even) plaatste er een boos kijkende smiley naast. Ze heeft het niet zo op de ”les cyclistes”, de fietsers. En al helemaal niet als ze uit Denemarken, Duitsland of Nederland komen.
Toen ik met haar kennismaakte, vroeg ze daarom direct of ik ook zo’n fietsbroek had.
Ze heeft een zeker recht van spreken. Sinds een jaar of tien runt ze een restaurant in een toeristisch plaatsje, ergens in het zuidwesten van het land. De ligging is gunstig. En de menukaart is uitstekend. Die combinatie zorgt ervoor dat mensen graag een omweg maken om bij haar te komen eten.
„Verplaats je nu eens in die fietser, Frédérique”, zeg ik dan.
Haar blik sprak boekdelen – laat ik het zo maar uitdrukken.
Ik ken de plek goed, dus ik kan me enigszins voorstellen wat er gebeurt in de laatste meters vóór aankomst.
Misschien is het goed als ik kort iets vertel over de ligging van haar eethuis. Stelt u zich voor: u hebt een redelijke klim achter de rug, het heet geworden asfalt plakt aan de banden van uw fiets en dan is daar ineens dat dorpje, blakend in de voorjaarszon. Met een restaurant ietwat verscholen achter een bocht en een stenen muurtje. Maar dat weet u dan nog niet.
Wat er gebeurt na die bocht laat zich gemakkelijk raden. De fietser knippert met zijn ogen. Is dit waar? Of is dit een luchtspiegeling. Even schakelen, de tred versnellen. Een terras, in de zon, met een paar schitterende bomen eromheen: een plekje in de schaduw.
De fietser klikt zijn schoenen uit de pedalen, en loopt –klak-klak-klak– met zijn bezwete hoofd richting een tafeltje met menukaart om vervolgens zijn hoofd even van het terras weg te draaien om een flinke fluim op het wegdek te spugen. „Een terugkerend tafereel”, verzekert Frédérique me. „Jullie zijn echt ver-schrik-ke-lijk, nog erger dan de barbaren.”
Menigmaal heeft ze de in lycra gehulde noorderlingen moeten verzoeken hun bezwete sokken niet te drogen te hangen over de borden waarop ook het menu van de dag te lezen staat.
Ik heb haar een paar keer geprobeerd uit te leggen dat zo’n fiets duizenden euro’s kost en dat je die dus het liefst naast je bord parkeert. Maar mijn pogingen zijn tevergeefs: Frédo zal nooit iets begrijpen van fietsers.
En daarin staat ze niet alleen, vermoed ik. Hoewel de tweewielers in sommige Franse steden inmiddels deel uitmaken van het dagelijks straatbeeld, kun je niet bepaald zeggen dat ze hier de ”vélo” hebben omarmd.
Reden voor 200 parlementariërs om onlangs een heus nationaal fietsplan te lanceren.
Dit ”Plan Vélo” bestaat voorlopig alleen nog op papier. Euro’s zijn er nog niet, ambities daarentegen wel: vergoeding van fietskilometers, premies bij aankoop van een fiets voor woon-werk verkeer.
Het lijkt me dat dit misschien wel kan werken om Fransen op het zadel te krijgen. Maar dan die fietsmentaliteit, daarover heb ik zo mijn twijfels. Er zal wat dat betreft wel het een en ander moeten veranderen in dit land.
En wat die broek betreft: ik heb er inderdaad ook één. Het is maar goed dat Frédérique geen Nederlands kan lezen.