Eén Korea onmogelijk als Pyongyang blijft provoceren
Het gemeenschappelijke Koreaanse team op de Olympische Winterspelen versterkt de hoop op een oplossing voor de Koreakwestie. Maar dan moeten wel lessen worden getrokken uit de vorige drie pogingen tot toenadering tussen Noord- en Zuid-Korea, stelt Ji Young Lee.
Al sinds 1945 is de scheiding tussen Noord- en Zuid-Korea een feit. Als onderzoeker Oost-Aziatische internationale betrekkingen ben ik gefascineerd door de kwestie van de eenwording, die als een rode draad door alle verzoeningsgesprekken tussen Noord- en Zuid-Korea loopt. Helaas leert de geschiedenis dat inspanningen om het schiereiland opnieuw één te maken vaak geen lang leven beschoren zijn.
Nodig
De meeste Zuid-Koreanen zijn niet erg optimistisch over de eenwording. Uit een in 2017 door de Nationale Universiteit van Seoul uitgevoerd onderzoek blijkt dat 24,7 procent van de bevolking niet denkt dat de eenwording kans van slagen heeft.
Amper 2,3 procent van de Zuid-Koreanen ziet het binnen vijf jaar gebeuren; 13,6 procent acht het mogelijk binnen tien jaar. Toch vindt 53,8 procent van de bevolking van Zuid-Korea dat de eenwording nodig is.
Over hoe dat éne Korea er dan moet uitzien, zijn de meningen veel minder duidelijk. Bijna de helft van de Zuid-Koreanen wil het eigen democratische politieke systeem behouden, terwijl 37,7 procent voorstander is van een hybride compromissysteem. En 13,5 procent ziet meer in het voortbestaan van de twee systemen in één land.
Nationale eenheid
In 1971 voerden Noord en Zuid voor de eerste keer sinds de Koreaanse oorlogen gesprekken. Ze bereikten een akkoord over basisprincipes van de hereniging. Volgens een verklaring op 4 juli 1971 moest die er komen door onafhankelijke inspanningen van de twee Korea’s, op een vreedzame manier en door de promotie van nationale eenheid boven de ideologische verschillen.
Ondanks de betekenis daarvan voor latere akkoorden was die overeenstemming geen lang leven beschoren, vooral door het gebrek aan oprechte vastberadenheid bij de leiders. Noord-Korea zag de dialoog vooral als een manier om Zuid-Korea los te weken van de VS en Japan. En de Zuid-Koreaanse leider Park Chung Hee zag het als een handige manier om zijn autoritaire bewind te consolideren.
Bomaanslag
In de late jaren tachtig veranderde alles met het einde van de Koude Oorlog en leek dialoog opnieuw mogelijk. De Spelen in Seoul in 1988 waren een reden voor Zuid-Korea om opnieuw toenadering te zoeken tot communistische landen, waaronder China en de Sovjet-Unie. Dat ondanks een poging van Noord-Korea om de Spelen te laten ontsporen met een bomaanslag op een Zuid-Koreaans vliegtuig, in 1987. Daarbij kwamen 115 mensen om het leven. Gezien de rijzende internationale status van Zuid-Korea en actieve diplomatie om de relaties met China en de Sovjet-Unie te herstellen, stemde Noord-Korea toch in met nieuwe gesprekken.
Tegen 1991 waren beide Korea’s het opnieuw eens over de voorwaarden voor eenwording en tekenden ze het Basisakkoord. Daarin omschreven ze hun relatie niet als twee aparte staten, maar eerder als een relatie die een ”speciale interimperiode” doormaakte, een proces richting eenwording. In 1992 kwam daar de Gemeenschappelijke Verklaring voor een Kernvrij Koreaans Schiereiland bij.
Eind 1992 kwam de relatie echter weer onder druk te staan. Noord-Korea weigerde inspecties door het Internationaal Atoomagentschap en maakte bezwaar tegen de hervatting van gemeenschappelijke militaire oefeningen door de VS en Zuid-Korea.
Torpedoaanval
Een derde poging werd rond de eeuwwisseling ondernomen. Beide landen hielden een top, die leidde tot de meest substantiële toenadering tot dan toe. Het beleid van de Zuid-Koreaanse president Kim Dae Jung en zijn opvolger Roh Moo Hyun was gericht op een geleidelijke verandering in Noord-Korea, evenals op meer toenadering door samenwerking op humanitair, economisch, politiek en cultureel vlak. Maar die aanpak stuitte op de aanhoudende provocaties en het kernprogramma van Noord-Korea. Het eenheidsstreven werd steeds minder gesteund door de publieke opinie.
De conservatieve regering die erop volgde, hield vast aan het doel van de eenwording, maar verbond daar voorwaarden aan voor de houding van Noord-Korea. Door de verschillende Noord-Koreaanse rakettesten en provocaties, zoals een torpedoaanval op een Zuid-Koreaans marineschip, gingen de vorderingen die op de top in 2000 gemaakt waren al snel verloren.
Toekomst
Is eenwording nu nog mogelijk, na de drie vergeefse pogingen in het verleden?
Wat de in het verleden gevoerde gesprekken aantonen, is dat eenwording geen kans maakt zonder tastbare stappen tegen de Noord-Koreaanse nucleaire capaciteit. Tegelijk stelt de huidige Zuid-Koreaanse president, Moon Jae In, zich meer open op en neemt hij afstand van de conservatieve aanpak, door met Noord-Korea gesprekken te starten zonder dergelijke voorwaarden. Dat kan alles veranderen. Het lijdt in ieder geval geen twijfel dat hij veel actiever op zoek gaat naar kansen voor een Koreaanse verzoening.
Moon wordt wel geconfronteerd met dezelfde harde realiteit als zijn voorgangers. Naarmate de dreiging van Noord-Korea groeit, moet Zuid-Korea meer samenwerken met de landen die sancties hebben afgekondigd tegen Noord-Korea. Als Seoul (Zuid-Korea) met Pyongyang (Noord-Korea) een deal kan bereiken over een bepaalde uitwisseling en over gemeenschappelijke projecten, maar Noord-Korea blijft provoceren, dan zal de bevolking van Zuid-Korea de toenaderingspogingen van zijn president niet lang steunen.
De auteur is hoogleraar internationale betrekkingen aan de American University School of International Service. Bron: The Conversation.