Stukje bij beetje verdwijnt coca uit Colombia
De strijd tegen de cocaïnehandel is een van de belangrijkste punten in het vredesakkoord met de FARC in Colombia. Boeren vernietigen hun cocavelden en gaan over op andere gewassen. De dorpelingen van Monte Redondo doen mee, maar zijn bang voor wraak.
Zeven jaar geleden verhuisde de Colombiaanse Nury Pilicue naar het bergdorp Monte Redondo om op de cocaplantages te werken. „Waar ik vandaan kom, beneden in de vallei, daar is geen droog brood te verdienen. Hoe moet ik anders mijn twee kinderen te eten geven?”
Om in Monte Redondo (letterlijk: Ronde Berg) te komen, neem je de slecht begaanbare zandweg vanuit het dichtstbijzijnde stadje omhoog. Na een tocht van een halfuur door dichtbeboste bergen doemt het dorp op: een verzameling kleine, pastelkleurige huizen met golfdaken. Aan de modderige hoofdstaat bevindt zich onder meer een kruidenier, die ook manicures aanbiedt.
Je begrijpt meteen waarom drugsbendes en guerrilla’s hier al vele jaren zo goed gedijen. In deze afgelegen gebieden in Colombia schittert de overheid traditioneel door afwezigheid. De boerenbevolking leeft in armoede. Elektriciteit is er vaak niet, net zo min als zorg of goed onderwijs.
Bijna alle bewoners verbouwen daarom coca, dat groeit tot in hun achtertuinen. Bij gebrek aan een verharde weg kost het de boeren zo veel geld om legale gewassen naar de markt te krijgen, dat die niets opbrengen. Coca daarentegen heeft een gegarandeerde afzetmarkt, waarbij de blaadjes aan de deur opgehaald worden. Voor deze kleine boeren is coca een manier om te overleven.
Toch zijn vele bewoners nu begonnen met het vernietigen van hun planten, zoals in het vredesakoord met rebellenbeweging FARC overeengekomen is. De cocamarkt in Colombia is met 146.000 hectare aan cocaplantages de grootste ter wereld. De Colombiaanse regering wil eind 2018 al 100.000 hectare coca vernietigd hebben, waarvan de helft op vrijwillige basis.
Zo’n 132.000 cocaboeren schreven zich al in voor het programma, dat voorziet in uitkeringen en technische steun voor de overstap naar legale gewassen als cacao of koffie. Zodra ze hun eerste uitkering hebben ontvangen, krijgen ze twee maanden de tijd om hun planten te verwijderen.
Ook de cocaleros van Monte Redondo schreven zich in. Ze zijn de onrust en het geweld dat hand in hand gaat met de illegale cocahandel beu, vertelt dorpsbewoner Pilicue in de deuropening van de geïmproviseerde bibliotheek waar de dorpsbewoners voorlichting krijgen over het vredesproces.
„Inmiddels heeft iedereen zich ingeschreven”, zegt Pilicue. „Bij gemeenschappen verderop was er aanvankelijk veel wantrouwen, omdat ze niet geloofden dat de overheid haar beloften zou nakomen. Maar nu de eerste betalingen zijn gedaan, zijn ook zij overstag.”
„Dit is een vergeten gebied waarin de overheid nooit heeft geïnvesteerd, en waar we nog nooit een landbouwkundige hebben gezien”, zegt Briceida Lemos Rivera (41), leider van de cocaboeren van het Reserva Campesina, een reservaat bestemd voor boeren. „Het vredesakkoord geeft ons echter hoop, omdat het voorziet in sociale investeringen en hervorming van het platteland. Om die reden hebben we het substitutieprogramma geaccepteerd.”
Toch leeft er ook nog scepsis, mede omdat de overheid verlangt dat de boeren overstappen op cacao, met de gepatenteerde zaden van een multinational. „Maar wij willen niet van één gewas afhankelijk zijn, en al helemaal niet van een multinational in Bogota”, zegt Lemos Rivera. „Wat we hier nodig hebben is scholing, om onafhankelijk te kunnen zijn.”
Ook agrarisch ingenieur Alexander Gaviria Collazos van de nationale belangenorganisatie van cocaboeren Coccam is kritisch. „Tot nu toe focust de overheid op het verlenen van economische bijstand aan cocaboeren: de kortetermijnoplossing. Zonder investeringen in de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland heeft dat weinig zin.”
Een ander probleem is het gevaar van de drugsbendes en gewapende groepen in het gebied, die er alles aan doen om het vredesproces te saboteren. De cocaboeren vragen zich af wat er zal gebeuren wanneer ze hun velden vernietigen. „Dat is wel een angstig moment”, zegt Pilicue, „omdat we niet weten hoe de paramilitairen zullen reageren.”
Regelmatig hangt een pamflet in het dorp met dreigementen ondertekend door de paramilitie Aguilas Negras. De dreigementen zijn gericht aan lokale gemeenschapsleiders die zich inzetten voor het vredesproces.
„We zijn bang, want onze leiders worden vermoord”, zegt Lemos Rivera. Toch ziet ze de toekomst positief in: „De vrede geeft ons hoop, het is een beetje licht in de duisternis. Daarom proberen we er het beste van te maken, ondanks de angst.”