Inleiding in vrijgemaaktkunde
Een „goeie inleiding in vrijgemaaktkunde”, zo typeerde prof. dr. R. Kuiper vrijdag in Kampen het derde -en laatste- deel in de serie Vuur en Vlam. Het 387 bladzijden tellende boek, dat vrijdag werd gepresenteerd, bevat onder meer opstellen over „persoonlijkheden die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de vrijgemaakt gereformeerde kerken.”
”Kinderen van de Vrijmaking” luidt de (onder)titel van het boek. Gingen de delen I (1994) en II (1998) vooral over organisaties en weinig over de mensen in die organisaties, deel III besteedt uitvoerig aandacht aan „mensen in hun persoonlijke situaties.”
Drie generaties vrijgemaakten zijn in beeld gebracht, door middel van biografische portretten, (discussie)interviews en beschouwingen. Daarin worden ook de verschillen tussen die generaties goed zichtbaar, zei Kuiper vrijdag, opmerkelijk genoeg in de hervormde Broederkerk. „Van het type van de stoere calvinist, de eerste generatie, tot inmiddels dat van de twijfelende vrijgemaakte.”
Agnes Amelink, bekend van haar boek ”De gereformeerden”, interviewde de derde generatie. ”Vragen, vragen, vragen”, luidt een van de paragraafkopjes in haar bijdrage. ”Snelle ontwikkelingen” een ander. „Hoe snel de veranderingen gegaan zijn, bewijst ook de ’nieuwe vrijmaking’, die zich in 2003 heeft voltrokken”, schrijft ze. „Ook al zijn de gevolgen van die afscheiding vooralsnog getalsmatig beperkt gebleven, het ontstaan van opnieuw een nieuw kerkgenootschap in de vrijgemaakt gereformeerde hoek beschouwde ik bij het schrijven van ”De gereformeerden” niet als een serieuze mogelijkheid.” Toch hoeft het „verlies van de eigen identiteit” volgens haar niet te betekenen dat het de vrijgemaakten ook verder zo zal vergaan als de synodaal gereformeerden. „Belangrijk verschil blijft immers dat van vergelijkbare veranderingen in schriftbeschouwing geen sprake lijkt te zijn. Opnieuw druk ik me voorzichtig uit, want beweging is er wel.”
Een van de doelen van de serie Vuur en Vlam -waarvan vooral deel I nogal wat „giftig, geïrriteerd commentaar” opleverde- is het leveren van een bijdrage „aan de bezinning op de ontwikkeling van het gereformeerde leven.” Die bezinning is zeker nu nodig, aldus Kuiper, die samen met W. Bouwman de redactie vormde. Hij heeft een wens. „Er leven op dit moment heel veel vragen binnen onze kerken. Ook het recente Manifest van acht vrijgemaakte predikanten toont dit weer aan. Er heerst onrust, er is desoriëntatie. Dé oorzaak daarvan is dat we ons verleden onvoldoende hebben verwerkt. Ook vrijgemaakten hebben daarom misschien vrijgemaaktkunde nodig. We zullen met elkaar in gesprek moeten. En misschien moeten we dat gesprek gaan organiseren - wellicht kan het Archief- en Documentatiecentrum in Kampen daarin een rol spelen. En als het project Vuur en Vlam in dat gesprek een functie kan vervullen, is het in zijn opzet geslaagd.”
Vandaag zesendertig jaar geleden werd -de sindsdien Nederlands gereformeerde- drs. H. de Jong als predikant van de vrijgemaakte kerk van Wageningen geschorst, merkte hij vrijdag op. „Als dubbel vrijgemaakte zou ik wel tegen mijn enkel vrijgemaakte broeders en zusters willen zeggen: Is de tijd niet gekomen dat we met z’n drieën -synodaal, vrijgemaakt en Nederlands gereformeerd- eens bij elkaar gaan zitten om aan elkaar en aan de Heere schuld te belijden over de breuken die tussen ons geslagen zijn?”
Dr. E. A. de Boer, preses van de vorige vrijgemaakte synode, ging in zijn referaat eveneens in op de verhouding tot de Nederlands Gereformeerde Kerken. „Wat ons verbindt, is diepe eerbied voor de Heilige Schrift als het Woord van de levende God. Wat zou het mooi zijn als die omgang met de Schrift tot theologische interactie leidt, en tot een gemeenschappelijke overtuiging inzake het leerkader van de kerk.”
Zeer somber gestemd zei dr. De Boer te zijn waar het gaat om de theologische samenwerking tussen beide kerkverbanden. „Ik vind het tragisch dat binnen de NGK op het punt van de theologische opleiding niet serieus naar onze Theologische Universiteit te Kampen is gekeken en dat er geen gesprek is gevoerd over de mogelijkheid van samenwerking. Het is al te gemakkelijk dat de NGK voor hun predikantsopleiding sinds jaar en dag aanschurken tegen de CGK.”
De vrijgemaakte hoogleraar prof. dr. M. te Velde gaf aan in 1994 „nogal kritisch” op de verschijning van het eerste deel van Vuur en Vlam te hebben gereageerd. „Achteraf realiseer ik me dat ik te weinig recht heb gedaan aan een gedeelde verantwoordelijkheid van kerkmensen voor het verleden van de kerk. Enig ambtelijk monopolisme was me niet vreemd.” Dr. Te Velde bepleitte een voortgaande samenwerking van „mensen die zich met de vrijgemaakte geschiedenis willen bezighouden.” Onderzoek dient er in zijn ogen te worden gedaan naar onder andere de theologiebeoefening in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de prediking en de interactie met de evangelische beweging vanaf de jaren zeventig. „Maar ook naar de stijl van de vrijgemaakten. Wat voor stijl hebben wij eigenlijk?”