Geruzie om een offer
Op het Indonesische eiland Bali zijn hindoes druk in de weer met offeren. Voor tempels, woningen, winkels en restaurants zie je op straat bakjes van bamboe staan, soms kunstig gevlochten. Ze zijn gevuld met bloemen of fruit en voorzien van walmende wierookstokjes.
Een chauffeur vertelt dat hindoes hun duizenden goden gunstig moeten stemmen. Want de goden die zijn afgebeeld bij tempels hebben onvriendelijke ogen en grijnzen kwaadaardig.
Op een terrasje aan het strand, in de schaduw van wat bomen, voorziet een serveerster ons van een drankje. Ze plaatst 2 meter verderop tegelijk wat bakjes met groente en fruit. Na wat rituele gebaren die voor ons volstrekt onbegrijpelijk zijn, steekt ze de wierook aan. Ze heeft zich nog niet omgedraaid of er springt een eekhoorn uit de boom. Binnen een minuut of vijf snaait hij het halve bakje leeg. Blijkbaar legt hij boven in de boom een voorraad aan, want hij rent voortdurend heen en weer. Als de eekhoorn uit het zicht verdwijnt, arriveren er twee pareltortels en drie ringmussen. Ze doen zich ruziënd tegoed aan de rest. Het is een geweldige puinhoop, maar een prachtig gezicht. Dus los van de vraag wat de zin van dit offeren is, blijken de offerandes uitstekend te voldoen als viergangendiner.