Fractiediscipline? Druk om één te zijn mag niet te groot worden
Kun je regeren met 76 Kamerzetels? Elke dag dat de presentatie van een regeerakkoord dichterbij komt, wordt die vraag actueler.
We kúnnen ons ervan af maken met een simpel antwoord: „Ja hoor, het kan, want 76 is de helft plus één.” En inderdaad, als VVD-leider Rutte al zeven jaar heeft laten zien dat regeren zelfs met een minderheid mogelijk is, dan kan het zeker met een, zij het krappe, meerderheid.
Toch zijn er voor een coalitie met zo’n gering getalsmatig overwicht diverse complicaties. Daarover is de laatste tijd al in allerlei media geschreven; vaak vanuit de invalshoek van de coalitiefracties. Hoe zorgen zíj ervoor dat zij de eenheid bewaren, zowel binnen hun eigen club als binnen de coalitie?
Nu is dat zonder twijfel een interessante vraag, waar lang over gedacht, gepraat en geschreven kan worden. Voor de coalitiepartijen is het bijvoorbeeld van groot belang de juiste persoon tot fractievoorzitter te kiezen. Hij of zij moet er immers voor zorgen dat intern alle kikkers in de kruiwagen blijven én dat de relatie met de drie partners warm en constructief blijft. Zeg maar, zoals Van Geel (CDA), Hamer (PvdA) en Slob (CU) dat in de jaren 2007-2010 deden. Aan dit drietal lag het niet dat Balkenende IV uiteindelijk toch ontplofte!
En misschien moeten de vier partijleiders ook alvast maar een leefstijlinstructie laten uitgaan naar al hun Kamerleden: „Mensen, eet dagelijks drie stuks fruit, bezoek wekelijks de sportschool en ga nooit zonder jas naar buiten!” Want ziek worden is de komende jaren voor deze volksvertegenwoordigers geen optie. Eén coalitie-Kamerlid dat met een griepje thuis zit, en de wetgevingsmachine loopt spaak.
Wat tot nu toe weinig aandacht kreeg is de vraag wat een krappe meerderheid betekent voor een individueel VVD-, CDA-, D66- of CU-Kamerlid. Want ligt het niet erg voor de hand dat de druk op hen enorm zal toenemen om continu braaf in het gareel van partij en fractie te lopen?
Die druk ís de laatste decennia al aanzienlijk gegroeid. Voor 1994, toen de fracties van CDA en PvdA nog regelmatig veertig tot vijftig leden telden, maakten met name grote partijen van afwijkend stemgedrag nog niet zo’n punt. Een wetsvoorstel haalde ook zonder die één of twee dissidenten gemakkelijk de eindstreep. En binnen een partij als de CHU was men op verdeeld stemmen bijna trots…
Hoe zwaar tegenwoordig soms de interne druk is om je geheel en al aan de fractielijn te conformeren, laat het deze week verschenen boek van oud-Kamerlid en ex-VVD-lid Berckmoes-Duindam zien. ”Voorlichting loopt met u mee tot het ravijn” staat vol voorbeelden van hoe krampachtig en geforceerd de VVD-leiding de achterliggende jaren poogde de eenheid in de fractie te bewaren, danwel een beeld van eenheid uit te stralen. Genuanceerde meningen? Kleine afwijkingen van de partijlijn? Ze werden door de leidende apparatsjiks niet gewaardeerd en niet getolereerd.
Want dat is het merkwaardige aan de Haagse binnenwereld: hoewel je zou denken dat Kamerleden onafhankelijke politici zijn, die formeel tot niets gedwongen kunnen worden en geacht worden zonder last of ruggespraak te opereren, in de praktijk blijken zij gemakkelijk tot aanpassingen geprest te kunnen worden. Zo is VVD-fractieleider Zijlstra’s favoriete drukmiddel het aan Kamerleden ontnemen van woordvoerderschappen. Belangengroepen, die soms telkens met een nieuwe VVD-woordvoerder kennis moesten maken, raakten de achterliggende jaren compleet de draad kwijt.
Daarom, het zou zonder meer een verlies zijn als de krappe meerderheid van de nieuwe coalitie tot een nog verdere inperking van de individuele vrijheid van Kamerleden zou leiden. Zo’n ontwikkeling schaadt de veelkleurigheid van onze democratie en bindt voor je het weet de gewetens van mensen. Dat zou geen enkele partij moeten willen. Zeker niet een politieke groepering met het woord ”vrijheid” in haar naam.